Ik was op het politiebureau van Ixelles, niet voor een inbreuk maar voor een inlichting. De beambten zaten
enigszins verfrummeld achter een dubbel loket. Ook de politie is een
gemoedelijke bedoening in Belgiƫ.
Naast mij schoof een klein donker
meneertje voor de spreekopening. Hij had zich al een paar dagen niet geschoren. ‘Hallo,’ zei hij in het Frans tegen
de dienstdoende agent, ‘wij komen voor een scheiding.’ Daarbij wees hij
naar een klein mevrouwtje dat hij bij zich had.
‘Scheiden, dat kan hier niet,’ sprak
de beambte berustend, ‘dit is het politiebureau.’
De man keek beduusd. ‘Maar wij willen scheiden,’
verduidelijkte hij toen. ‘Mijn vrouw,’ (daarbij wees hij op het mevrouwtje) ‘mijn vrouw wil niet meer bij mij wonen. Zij wil bij mij weg.’
Dat was een behoorlijke confessie,
zo in de openbare ruimte. Sluiks keek ik naar het mevrouwtje.
Zij gaf geen kik, wat verstandig was natuurlijk, maar ook heel goed kon komen
doordat zij het Frans noch Vlaams machtig was. Zo op het oog had ze geen blauwe
plekken.
‘Nee,’ legde de agent uit, ‘u kunt
wel scheiden, maar niet hier. U moet naar het gemeentehuis.
Hiernaast.’
Het meneertje dacht even na, en wees toen aarzelend naar
buiten. ‘Ja, het gebouw hiernaast,’ bevestigde
de ambtenaar. ‘Daar kunt u scheiden.’
Verward verliet het echtpaar de
ruimte. Zij liep een stapje achter haar man. Toch wel.