vrijdag 31 december 2010
Praktijk
vrijdag 17 december 2010
Artis
Mijn vriend ging –naar eigen zeggen- vooral naar Artis om ongelukkige gezinnen te observeren. ‘Kijk poezie, daar lopen er weer een paar,’ wees hij dan. Ik knikte en smeerde nog maar eens wat lipgloss op. Destijds (anno 2002) was ik een grootverbruiker van lipgloss, meestal met aardbeiensmaak of soms met een beetje glitter. ‘Lippenstift bewaart ze wel voor later,’ zongen de Schrijver en Martin dan, ‘dat loopt veel te veel in de gaten’ (Kinderen voor Kinderen 7).
Ik zelf had het eigenlijk niet zo op Artis. De flamingo’s bij de ingang stonden in een bruine plas water te wachten op beter weer, en leken te lijden aan ernstige depressies. Ook de meeste katachtigen maakten een uitgebluste indruk in de druilerige oktoberregen. Sommige dieren zaten binnen, maar daar werd het niet veel beter van. Zo was er een broeierig "reptielenhuis" met een verzameling enge klamme krokodillen en een sterk stinkend "apenhuis" waar een kolonie overdekte apen ongeinspireerd in de touwen bungelde.
dinsdag 7 december 2010
Poezie
woensdag 1 december 2010
Kus
Ook voor de kussende vrouw zijn er echter enige kanttekeningen. De Hollandse zoen is tegenwoordig standaard drievoudig, te beginnen bij de rechterwang (jouw rechterwang, de linkerwang van de gekuste). Dat heeft zelfs een naam: de Brabantse drieklapper. In het Italiaans wordt slechts tweemaal gekust en dan (let op) links beginnen, terwijl Frans tweemaal vanaf rechts is. Dit bezorgt heel wat Nederlanders vervelende neussituaties en is ook nog eens lokaal gebonden: in Arles bijvoorbeeld is het verwarrend genoeg drie zoenen (maar ik ben alweer vergeten aan welke kant men dient te starten). De Belgische zoen is geloof ik een enkele kus vanaf rechts, maar ook dat durf ik niet helemaal met zekerheid te zeggen.
Nu komt natuurlijk het meest interessante gedeelte. Zijn er ook dergelijke verschillen in de tongzoen, vraag ik me af. Zou de French kiss een soort universele standaard zijn, zegmaar de Bic Mac van de kus? In theorie lijkt me van wel, alleen in praktijk heb ik eigenlijk geen flauw idee. Maar als Europese trainee heb ik volop mogelijkheden om dat te gaan ontdekken. Als je werkt bij de Commissie ga je niet op zakenreis, of business trip, je vertrekt op een Missie. Dat klinkt heel interessant, alsof je uit naam van de Europese Unie de wereld gaat redden of zoiets. Dus begin ik hier met mijn eigen Missie. Ik houd u op de hoogte.
dinsdag 30 november 2010
Traditie
zondag 21 november 2010
Lastig
In Brussel is dat helaas niet mogelijk. Er wordt hier gewerkt met een ingenieus systeem gekleurde zakken, waarvoor ik een begeleidend schrijven ter hand moest nemen. Het begon op het eerste gezicht logisch, namelijk met een groene zak voor het plantaardige afval. Deze zak kan echter maar van april tot november worden gebruikt. De andere maanden moeten de groene spullen namelijk in de witte zak (daarover later meer). Dan is er nog een gele zak voor papier (‘but only not food-soiled or greaseproof’). Met de blauwe zak wordt het nog weer lastiger. Deze is bedoeld voor recyclebaar verpakkingsmateriaal zoals hard plastic, aluminium bakjes en drinkverpakkingen. Dit alles dient schoon te worden aangeleverd (‘think of the person who has to hand-sort your trash on conveyer belts’). Yoghurtpotjes, dun verpakkingsplastic en aluminiumfolie moeten echter niet in de blauwe maar in de witte zak, bij al het niet-afbreekbare vuilnis.
maandag 1 november 2010
Naakt
‘Waarover dan?’ vroeg ik dus. Dat stomme Frans ook. Hij had geen exposé gehouden, hij had geëxposeerd. ‘Ik ben schilder,’ verklaarde de keurige meneer. ‘Wat voor soort werk maakt u zoal?’ vroeg ik geïnteresseerd. ‘Dat kan ik u niet uitleggen, mademoiselle,’ verzuchtte de heer, ‘dat is net zoals iemand vragen wat voor muziek hij maakt. Maar,’ begon hij in zijn zakken te zoeken, ‘ik heb wel een pagina op internet. Daar kunt u misschien eens op kijken.’ ‘Heel graag,’ zei ik beleefd. Uit zijn portefeuille haalde hij een dun strookje papier waar een keurig handgeschreven internetadres op stond. Hoe snoezig, dacht ik nog.
Om vervolgens het gesprek meteen weer te vergeten, zoals die dingen nou eenmaal gaan op een station, tot het papiertje gisteren ineens uit mijn agenda kwam waaien. Ach ja, die keurige heer. Nieuwsgierig tikte ik het webadres in van Konstantin Stefanovitch, zoals hij bleek te heten. Het was een site in zwart en wit en met eenvoudig lettertype, van iemand die geboren is voor het begin van het digitale tijdperk. Ik vond een grote collectie schilderijen, maar voornamelijk elegante etsen van naakte jongedames. Die meneer Stefanovitch. Op zijn oude dag deed hij dat dan toch allemaal maar mooi. Er stond ook een mailadres bij.
Zou ik durven?
donderdag 21 oktober 2010
Perfect
De man heet Alexander, maar dan in het Frans, dus Alexohndre. Vooralsnog doet hij het voorbeeldig. Zonnig assisteerde hij bij de verhuizing, geroutineerd pakte hij mijn moeder in en mijn spullen uit. Hulpvaardig schroefde hij zonder morren een IKEA bed in elkaar, waarna hij gelukkig wel verklaarde eigenlijk een enorme hekel te hebben aan IKEA.
Proefondervindelijke ervaring leerde mij dat Franse jongens (niet alleen Franse, trouwens) vaak een beetje ludiek zijn in het huishouden, dus had ik me terdege voorbereid op een paar middagen soppen en schrobben. De schuursponsjes had ik zelfs vast bovenin de verhuisdozen gelegd, zodat ik meteen kon beginnen. Dat bleek echter een voorbarige maatregel, want alles blonk me tegemoet. Ik vond schelpjes in de badkamer, biologisch appelsap in de koelkast en een thee-ei.
Vooral na het zien van dat thee-ei werd ik een beetje huiverig. Want het is wel zeker dat ik een veel onaangepastere en onopgeruimdere huisgenoot ben dan Alexohndre. Die op zondagochtend een eitje bakte en zorgzaam vroeg of ik dat met een hele dooier had willen hebben of juist liever niet. En zeer intellectueel interessante boeken leest en gitaar speelt. En desgevraagd verklaarde dol te zijn op zijn kleine neefje van zes. En niet eens homosueel is.
‘Ja,’ zei mijn Allerbeste Vriendin, die langskwam en meteen keurend alle keukenkastjes opentrok, ‘er is zelfs gember in huis. Hij is perfect!’ ‘Ik weet het,’ zei ik zuchtend, ‘hoe moet dat nu verder?’ Ik zal heel erg mijn best moeten gaan doen, dat is een ding dat zeker is.
zaterdag 16 oktober 2010
Kinderwens
dinsdag 5 oktober 2010
Compleet
Eindelijk compleet.
zaterdag 2 oktober 2010
Experiment
Klik hier voor radio Grenouille 88.8 fm
dinsdag 21 september 2010
Slaap
Met zijn tweeën is dat anders. Een tijdje ging ik uit met een jongen, een man moet ik eigenlijk zeggen, die mij altijd helemaal wilde omhelzen terwijl hij sliep. Dat was natuurlijk erg lief, maar ondertussen deed ik geen oog dicht - en kon ik geen kant op. Elke nacht hoorde ik de nabij gelegen kerkklok drie uur, vier uur, vijf uur slaan. Ik probeerde me wel eens stiekem los te maken uit zijn omarming, maar omdat hij veel groter en sterker was dan ik (dûh) lukte dat meestal niet. Op het onchristelijke tijdstip van half zes ging gelukkig de wekker van deze jonge arts, daarna kon ik dan nog twee zalige uren slapen.
Afgezien van een idyllische periode rond mijn eerste verliefdheid ben ik zelf gewoon nooit een erg sociale slaper geweest. Sowieso heb ik iets van twintig centimeter afstand nodig. Verder pak ik dekens af, neem het hele matras in beslag, lig nachten te woelen, ik kwijl, schop, snurk bij vlagen (schijnt) maar word heel kwaad als anderen dat ook gaan doen. Die hebben zich maar te gedragen, zeker als het mijn bed is. De enige die tot nu toe al zesentwintig jaar alles geduldig verdraagt is mijn beer. Hij vindt het helemaal niet erg als ik om half vier nog even een kopje thee zet, en op snurken heb ik hem ook nog nooit betrapt.
Later ga ik maar met hem trouwen, denk ik.
zaterdag 11 september 2010
Helaas
Opgewekt huppelde ik langs de ballenbak richting de boekenkasten. Daar werd ik positief verrast door de aanwezigheid van boeken op de planken, bijvoorbeeld van onvolprezen Zweedse schrijvers als Per Hyldemar. Dat was dan best wel weer aardig gedaan, hoewel, niet zo leuk voor Per natuurlijk. In de ramsj is één ding, maar als je etalagemateriaal bij een internationale woningdiscount bent, dan kun je misschien maar beter heel gauw doodgaan. Snel dus maar verder naar het bed, dat inderdaad in allerlei schappelijke prijzen en maten verkrijgbaar was. Ondertussen passeerde ik ook nog een afdeling planten. Voor de zekerheid voelde ik even aan de bladeren. Geen plastic, constateerde ik opgelucht. Al met al viel het toch reuze mee.
In het magazijn trad echter verwarring op. Op mijn IKEA kladblokje (op strategische punten gratis te verkrijgen) had ik met mijn prutserige IKEA potloodje (idem) gehoorzaam een stellingkastnummer en een vaknummer opgekrabbeld, want ik begreep dat dat de bedoeling moest zijn. So far so good. Alleen stonden er in stellingkast 23 helemaal geen bedden, maar opbergmeubels. Vak 5, dat mij was aangeduid als zijnde de locatie van mijn Sultan-bodem, bleek Björken badkamerkastjes te bevatten. Ook stellingkast 5, vak 23 was niet correct. Na enig zoeken en navragen bleek inderdaad het nummer niet juist. En, bij nader inzien, het bed helemaal niet aanwezig en ook de eerste drie maanden niet leverbaar.
'Neem anders gewoon het logeerbed mee,' zei mijn moeder aan de telefoon.
Jammer toch, want het ging net zo lekker bij de IKEA. Over vijf jaar doe ik weer een poging.
vrijdag 3 september 2010
Fiets
Hoewel mijn vader ook toen ik klein was al wel eens een recreatief rondje door het dorp maakte op zijn antieke fiets, vond mijn moeder het allemaal maar niks. Ze besteeg de gazelle alleen maar in uiterste noodgevallen – als de auto stuk was – en dan met de grootste tegenzin. Dat gaat tenslotte ook niet zo makkelijk, als je principieel weigert een broek te dragen. Destijds reed ze in een solide Volvo uit het jaar nul, waar ze nauwelijks boven het stuur uit kwam. Op de achterbank kon je niet zitten, die werd in beslag genomen door een berg bibliotheekboeken, schoenen, en rokjes die eigenlijk naar de stomerij moesten.
Des te interessanter is het dan ook, dat ze nu een man heeft die dol is op fietsen. Op zondag gaan ze regelmatig een tochtje maken op de heide, iets wat mijn moeder mij anno 1995 nog pleegde voor te spiegelen als het summum van kleinburgerlijkheid. Ik vind dat erg lief, maar soms moet ik er wel om lachen. Laatst kwamen mijn moeder en haar man me opzoeken in Frankrijk. ‘En, waar staat nou je fiets,’ was een van de eerste dingen die hij vroeg, terwijl hij onderzoekend mijn straat rondblikte. ‘Geen fiets,’ zijn ogen werden groot van verbazing terwijl hij mijn antwoord op zich liet inwerken. Ik schudde mijn hoofd. ‘Maar hoe moet je je dan verplaatsen?’ hoorde ik hem bezorgd mompelen.
donderdag 19 augustus 2010
Geheim
‘Oh,’ zei ik teleurgesteld.
zaterdag 7 augustus 2010
Overwinning
Naast onze zeer respectabele school lag een immens sportveld ter grootte van een bescheiden voetbalstadion, waar wij die coopertest eens per jaar moesten afleggen. Je mocht naar dat heilige gras buiten de gymles geen vinger uitsteken, dan werd je geheid teruggefloten door de dienstdoende concierge. Het veld was uitsluitend bedoeld om ons te bekwamen in nobele sportkunsten, zoals bijvoorbeeld het discus- en speerwerpen. Zo’n topzware frisbee heb ik zelf nooit verder weten te slingeren dan pakweg een halve meter. Het doet denken aan klassiek filosofisch probleem: wierp ik de discus of wierp de discus mij? Tot op de dag van vandaag vraag ik me af waar dat in godsnaam allemaal goed voor is geweest – ik heb deze latent aanwezige kennis later nooit ergens voor kunnen gebruiken. Wellicht in de toekomst nog eens, als we door een nucleaire oorlog worden teruggeworpen in de oertijd. Vooralsnog neem ik aan dat het speerwerpen met name appelleert aan de primaire driften van gymdocenten.
Mijn allergrootste vijand was echter De Bok. De angst die dat monsterlijke leren geval op vier poten mij inboezemde was ongeevenaard. De gymleraar, die zich daar helemaal niets bij voor kon stellen en zelf waarschijnlijk gymleraar was geworden omdat hij zo’n begenadigd bokspringer was, probeerde mij goedschiks en kwaadschiks over het wanstaltige apparaat te krijgen. ‘Het zal een echte overwinning voor je zijn,’ orakelde hij lispelend, ‘anders zul je altijd bijven terugblikken op een nederlaag.’ En ik moet zeggen, toen hij me na vier jaar eindelijk zo ver had gekregen een poging te wagen, bleek hij nog gelijk te hebben ook. Ik kukelde van de aanloopplank regelrecht op de grond, verzwikte een enkel en hoefde negen prachtige maanden niet te gymastieken. Het was één van de mooiste dagen uit mijn schoolcarrière.
donderdag 5 augustus 2010
Zwemangst
dinsdag 3 augustus 2010
(Be)rusten
En wat zou je je ook druk maken over vervuiling. Eten, dat is pas echt belangrijk. Ik begin steeds meer te vermoeden dat de zee voor Zuiditalianen alleen maar een alibi is om 16 uur per dag met eten bezig te zijn, het strand zelf is bijzaak. Hoewel mooi bruin worden ook hoog op de agenda staat. ‘Weet je wat jij moet doen,’ zei mijn neef laatst bloedserieus, ‘je moet van tevoren een paar keer naar de zonnebank gaan, en als je dan hier weekje komt dan ben je daarna prachtig bruin. Anders houdt de kleur niet, je moet dat langzaam opbouwen.’ Ik beloofde hem dat ik er over na zou denken. De neef heet Giuseppe, Jozef dus eigenlijk, een mooie Italiaanse naam. Maar het kan nog veel mooier. Onze buurman gaat door het leven als Salvatore, wat inderdaad zoiets als ‘Verlosser’ betekent. De vrouw van Salvatore is een traditionele echtgenote. Zij gaat dagelijks een uurtje naar het strand in de ochtend en dan snel weer terug naar huis om te koken voor man en kinderen. Tijdens het eten en op het strand wordt er ook eigenlijk bijna uitsluitend gepraat over eten. Je zou het niet zeggen, maar de bereiding van courgette biedt mogelijkheid tot urenlange discussies.
Na het middageten is het tijd voor de riposo. Riposare betekent eigenlijk rusten, en meestal is dat slapen, maar niet noodzakelijkerwijs. In Nederland rust je niet. Ja, als je dood bent misschien (‘rust zacht’). Bij leven ben je of ergens mee bezig, of je slaapt, niet iets vaags daar tussenin. In het zuiden is men niet zo druk bezig, over het algemeen. Behalve met eten natuurlijk, en daar word je ook moe van. Anna, de moeder van Giuseppe, kookt als het moet voor een weeshuis, dus altijd veel teveel. Ze kookte ook jarenlang voor de armen in Cosenza. Onder het eten wordt besproken welke soorten vis er lekker zijn bij couscous, want ook de buitenlandse keuken arriveert langzaam maar zeker. Dan gaat het nog even over een oude kennis, die een dochter heeft verloren, en toen een neef, allebei een ongeluk met de motorino in Rome. Veel gaat in dialect, maar de grote lijn is duidelijk. Hij is sfortunato geweest, onfortuinlijk. ‘Ja,’ verzucht Anna, ‘laten we nostro signore bedanken dat hij ons heeft behoed voor dit soort rampen.’ Iedereen kijkt loom voor zich uit. ‘Wie wil er koffie,’ vraagt de man van Anna. Een hondje hapt lusteloos naar een vlieg.
Tijd om te rusten.
maandag 19 juli 2010
Het Zilver
Mijn vader deed net zo hard mee met de gekte. Als we op het punt stonden om op vakantie te gaan, trapte hij halverwege de oprijlaan meestal dramatisch op de rem. ‘Het Zilver!’ riep hij dan verschrikt uit, en trok een sprintje naar de keuken om het gekoesterde familiebezit ergens achter een schuifdeurtje op zolder te verstoppen. Mijn moeder zat ondertussen waarderend toe te kijken. Leuk stel, mijn ouders. Toen ze gingen scheiden, wilde mijn vader zijn Zilver natuurlijk graag meenemen. Alleen bracht dit mijn moeder in een penibele situatie. Scheiden is één ding, maar dan ook nog moeten eten van roestvrij staal, dat is de catastrofe compleet. Gelukkig kwam er in haar eigen familie weer nieuw Zilver beschikbaar dat niemand wilde hebben.
Want het verdwijnt, de interesse voor tafelzilver. Mensen als mijn moeder zijn een uitstervend ras. Laatst was ik bij een oude tante in Delft, en die had nog mooi bestek op tafel, gepoetst en wel. Maar voor de rest zie je dat zelden. En tijdje geleden werden we weer eens met onze neus op de feiten gedrukt. Er was namelijk ingebroken, en ik was de eerste die thuiskwam. ‘Mam, ze hebben je laptop meegnomen,’ zei ik door de telefoon, ‘het hele huis ligt overhoop.’ ‘En het zilver…?’fluisterde ze angstig. ‘Dat is er nog,’ stelde ik haar gerust, ‘of eigenlijk,’ preciseerde ik, ‘ze hebben het wel gevonden, maar niet meegenomen.’ Er viel een lange stilte aan de andere kant. ‘Dan was het vast een junk,’ zei mijn moeder uiteindelijk. En daarmee was de zaak afgedaan.
woensdag 7 juli 2010
Huub en Dien
vrijdag 11 juni 2010
Gewaagd
Er zijn van die mensen, die heel sentimenteel doen over bont. Ze pinken dan een traantje weg voor de zilvervos, en zetten vervolgens hun vork in een bord lasagna. Zonder kalfsgehakt uiteraard, want dat is ook al zo zielig, zo’n lief kalfje doodmaken. Dit soort zigeunermeisjes-sentiment belemmert natuurlijk een reële discussie over dierenwelzijn. Als je ziet hoe zo’n koe in werkelijkheid leeft kan het wellicht maar beter zo gauw mogelijk afgelopen zijn, wat een heel nieuw ethisch licht werpt op de consumptie van kalfs- en lamsvlees. Sterker nog, om terug te komen op het bont: een bontjas gaat generaties lang mee, terwijl een vleesproduct uitermate vergankelijk van aard is. Hoewel ikzelf een koe veel leuker vind dan die griezelige nertsen en fretten, die toch altijd een beetje rat-achtige associaties oproepen, heb ik er desalniettemin begrip voor dat het aaibaarheidsgehalte van een wollig piepend (?) diertje hoger is dan dat van een varken.
Ook snap ik de redenering wel. ‘Want,’ zo zult u misschien zeggen, ‘dat bont dat is alleen maar voor de sier. Dat hebben we niet echt nodig.’ Enige reflectie leert echter dat datzelfde geldt voor vlees. Is het inderdaad het geval dat we ons in de oertijd hulden in berenvellen en rendieren afkloven, tegenwoordig is dat dankzij ondoordringbare jassen van acryl en zogenaamde ‘vleesvervangers’ nergens meer voor nodig. Tofu is niet langer uitsluitend verkrijgbaar in biologisch dynamische geitenwollensokkenwinkels maar gewoon bij de Albert Heijn (zelfs met bijgeleverde AH receptkaart: zie ook ‘AH-Erlebnis’). Dus dat is niet langer een legitiem excuus. Ik draag graag schoenen van leer, maar dat is strikt genomen natuurlijk alleen maar overbodige luxe (behalve als je gevoelig bent voor zweetvoeten) aangezien er hoogwaardige kunststof alternatieven bestaan. Een bontjas is wellicht een beetje decadent, maar het principe blijft hetzelfde.
En ook dierenliefde blijft aan mode onderhevig. In de jaren ’80 en ‘90 was er bijvoorbeeld nogal veel ophef over het doodknuppelen van zeehondjes. Er is zelfs een heel tranentrekkend Kinderen voor Kinderen liedje over geschreven (‘Tweedehands jas’). Maar nu hoor je daar vrijwel niemand meer over. De zeehond is blijkbaar, net als de ozonlaag, alweer passé. Tegenwoordig focust de linkse lobby zich namelijk op circusdieren, Japanse walvisjacht en stierenvechten. Onlangs zag ik min of meer toevallig een heuse corrida. En - ik besef dat ik me hier op glad ijs bevind, als pragmatisch vegetariër zijnde - esthetisch gezien vond ik het zeer de moeite waard. Het is wreed en bloederig en primitief, maar wel mooi. De stieren blaakten van gezondheid, en worden ook nog opgegeten achteraf. Is dat erger dan een door zijn poten gezakte vleeskip, die met een beetje pech ook nog half Europa door wordt gesleept? Het is maar een overweging, want het blijft natuurlijk appels met peren vergelijken.
En moeten we onze vleesetende en/of bontdragende medemens gaan mijden? Het altijd geëngageerde Kinderen voor Kinderen heeft dit ethische dilemma gelukkig ook weer helder weten te vatten: ‘Waarom doen poezen van die erge dingen / dat heeft zo’n vogeltje toch niet verdiend / Ik zou mijn Miep er bijna om gaan haten / Wat ook niet kan want Miepie is mijn vriend.’
Kinderen voor Kinderen, de hits:
donderdag 10 juni 2010
La vie devant soi
Geen baan, geen auto, geen vriend, geen huis, geen kat: het moge duidelijk zijn dat ik een beetje begin achter te lopen op leeftijdgenoten. En in Aix krijg ik alle kans om het hele studentengebeuren nog een keer dunnetjes over te doen, zelfs compleet met hoogslaper ditmaal. (Ooit geprobeerd een tweepersoonsbed op te maken terwijl je met één teen op een wiebelig laddertje balanceert? Geen wonder dat veel studenten maar eens in drie maanden hun bed verschonen.) De meeste van mijn nieuwe vriendjes en vriendinnetjes zijn om en nabij de twintig, wat mij af en toe een beetje bejaard uit de verf doet komen maar doorgaans eigenlijk wel verfrissend is. Vier van hen wonen ook samen. Het sympathieke daarvan is dat hun appartement uit één ruimte bestaat, zodat dit samenwonen redelijk letterlijk moet worden opgevat. Ze slapen een beetje waar het zo uitkomt. Het lijkt al met al vrij veel op een nest met jonge hondjes.
woensdag 2 juni 2010
Authentiek
Iedereen is altijd lyrisch over Toscane. Want daar is het zo prachtig, en het eten zo lekker, en de mensen zo aardig, en het is er allemaal nog zo authentiek. Wat ze er dan even niet bij vertellen is dat je er in de zomer struikelt over de campers en Duitsers met sandalen. Oude mannetjes op het dorpsplein zijn net zoiets geworden als indianen in een reservaat, iets om even snel een foto van te maken en dan gauw verder naar de toren van Pisa. Gelukkig heeft Italië vele gezichten. In het zuiden is het toerisme nog heerlijk nationaal en kun je je hart ophalen aan echt authentieke kreupelen, blinden en ongeletterden. Ik herinner me nog goed, de eerste keer dat ik mijn (nu ex-)vriend meenam naar Calabria. Hij was sowieso niet zo’n wereldbestormend type, maar na deze ervaring besloot hij wellicht definitief nooit meer een voet buiten Amsterdam te zetten. We namen de trein vanuit Napels, dus dat begon al interessant. Mijn vriend was enigszins gespannen, met name na het zien van enkele tientallen kleine zelfstandige ondernemers met emmers vol koude drankjes en ‘paninipaninipaniniiiiii’ zoals je inderdaad verwacht in Guatemala en niet in een westers land. Dit was niet helemaal het Italie dat hij zich had voorgesteld.
Toen viel zijn blik op de bagage van onze bezonnebrilde medepassagier. ‘Wat zit daar in godsnaam in?’ vroeg hij vreesachtig, knikkend naar een illegaal uitziend pakketje. Veel Napolitanen die ‘afdalen’ dragen inderdaad een verdacht met plakband omwikkeld pakje piepschuim met zich mee. Onschuldiger kan het bijna niet: het bevat namelijk mozzarella. ‘Mozzarella?’ vroeg mijn vriend ongelovig. ‘Mozzarella’ bevestigde ik. ‘Maar waarom gaan ze daarmee lopen slepen?’ vroeg mijn vriend met ogen op schoteltjes, en toen moest ik hem uitleggen dat de mensen in Campania er heilig van overtuigd zijn dat de mozzarella uit Campania de beste mozzarella van de wereld is, veel beter dan die uit het noorden en uit het zuiden van het land, dat het product zo gevoelig heet te zijn dat je het ook eigenlijk ter plekke moet opeten en dat vervoer van een half uurtje al catastrofale gevolgen zou hebben voor de smaak. Wat ik besloot even voor mijzelf te houden is dat er in diezelfde mozzarella waanzinnige hoeveelheden dioxine zijn gevonden, en dat – hoewel ik niet precies weet hoe het met de koeien staat - de geiten rond Napels regelmatig dood schijnen neervallen door afvaldumpingen van de Camorra. Ik wilde hem niet meteen de stuipen op het lijf jagen, zo’n eerste keer.
Toen wij het station van Lamezia Terme binnenboemelden was de avond inmiddels gevallen. Mijn oom Ippolito zou ons daar komen oppikken. Een belevenis op zich, want hij ziet eruit alsof hij is gecast om de rol van Siciliaan te spelen in the Godfather. Terwijl hij ons in zijn gedeukte Punto door de Sila loodste, zagen we overal bosbranden. Het was de zomer van de grote incendi, en het moet net zijn geweest alsof we rechtstreeks het inferno in reden. Deze impressie werd nog versterkt door de onafgebouwde betonnen barakken, zwerfhonden en zandwegen rond Isola Capo Rizzuto. En we waren er nog niet, want voordat we naar ons eigen onderkomen konden gaan moesten we uiteraard eerst de voltallige familie begroeten. Je kunt niet zomaar de volgende dag even langslopen met een gezicht alsof er niets aan de hand is, dat moet allemaal meteen. Mijn vriend trok bleek weg bij het idee, het was duidelijk meer dan hij kon verdragen op een dag. Maar gelukkig was de ontvangst authentiek hartelijk, dus echt zoals je leest in al die suffe boekjes over het Goede Italiaanse Leven, en zelfs beter dan dat. Na een paar borden pasta en parmigiana zag mijn vriendje er al een stuk blijer uit, en toen we hem na twee weken weer op de trein richting Napels zetten was hij zes tinten bruiner, vijf kilo zwaarder en vele ervaringen rijker. Dus kom naar Calabria! Voor het te laat is.
zondag 9 mei 2010
Delen
Ik ben een nieuwsgierig mens. Toen Hyves werd uitgevonden, voelde ik me dan ook de koning(in) ter rijk. Eindelijk kon je iedereen eindeloos onbeschaamd begluren, inclusief foto’s en privéberichten. Het was altijd al een beetje onhip natuurlijk, met van die dansende bananen enzo. Maar na de universitaire uitstroom richting Facebook zijn geloof ik alleen nog tieners, alleenstaande vrouwen met een uitkering en bierbuikige automonteurs genaamd Jordy overgebleven. Inmiddels heeft het veel weg van een soort lokale buurtkroeg waar je eigenlijk liever niet gezien wilt worden. Onlangs viel mijn oog bijvoorbeeld op de Hyve van Grieks Restaurant Rhodos in Zaltbommel, waar commentaren worden achtergelaten als 'eten was baas, serveerster ook.' Toen wist ik dat het zachtjesaan tijd werd om mijn account te desactiveren.
Een goede vriend snapt niet waar ik me druk over maak. ‘Laat de mensen toch hun gang gaan’ zegt hij altijd, ‘als ze dat nou leuk vinden.’ Maar dat is juist het hele punt van sociale netwerken: die mensen zetten allemaal dingen op hun Hyve zodat je het kunt zien. Zij hebben dan bijvoorbeeld nieuwe bloempotten gekocht voor in de tuin en willen dat met mij delen, zoals dat heet. Met delen in de klassieke zin van het woord heeft niet natuurlijk niet veel te maken. Het is meer zeggen ‘hee kijk eens even allemaal wat een leuk leven ik heb.’ Helaas valt dat in praktijk dus tegen. Als ik bijvoorbeeld lees: ‘Hardlopen net ging echt vet goed. Netjes met een opbouwschema. Jippie’ maakt een enorme doorzon-moeheid zich van mij meester. Wat niet wegneemt dat het fascinerend is om de samenleving te zien communiceren middels zinsneden als ‘lama wete’ ‘tot laters dan maar’ ‘toedels’ ‘ik zit op het werk’ ‘geniet er maar lekker van’ en ‘wijntje doen.’ Ik krijg het waarachtig nauwelijks op papier.
Mensen die zichzelf echt interessant vinden, hebben natuurlijk geen Hyves of Facebook, die Twitteren. Briljant idee toch, om de meest oninteressante functie van netwerkpagina’s te isoleren op een aparte site. Ik ben dol op alles wat openbaar is, maar bij Twitter trek ik de grens. Vaak kun je van een Twitter-pagina ook eigenlijk geen droog brood maken, want het is alleen maar op een interactieve manier leuk voor andere Twitteraars die je zogezegd volgen of voor heel goede vrienden. Mijn ex Twittert tegenwoordig ook, en waarachtig, het is net alsof hij is opgestaan uit de dood en naast me op de bank zit. Zo weet ik nu ineens dat hij 1) een nieuwe vriendin maar desalniettemin 2) nog geen kind heeft en 3) nog wel steeds obsessief bezig is met krasloten en Jan Rot. Vreemd toch eigenlijk dat mensen dit soort dingen zomaar met vriend en vijand (waar ik in dit geval toe behoor) willen delen.
Maar goed. Iedereen heeft het volste recht op de illusie van persoonlijke roem. Ik heb er allemaal geen bewaar tegen, als ik er af en toe maar even iets over mag schrijven. En dat deel ik dan weer graag met jullie. Ha!
woensdag 5 mei 2010
Poes
Die poes had ik niet zomaar uit het asiel gevist, hoewel dat uiteraard heel nobel geweest zou zijn. Het was een cadeautje voor mijn achtste verjaardag, afkomstig van mijn grote liefde toentertijd: de Zoon van de Dierenarts. Deze dierenarts woonde in een immense witte villa aan het eind van de straat en was een heel glossy figuur, die gebronsd en wel in zijn BMW de Zeister straten onveilig maakte. Destijds was hij zelfs zoiets als een nationale bekendheid door een wekelijks TV consult bij de 5 Uur Show (jaja, soms is de werkelijkheid beter dan fictie). Enfin. Zijn zoon had waarschijnlijk het dandyisme van zijn vader geerfd, want ik was weg van hem. En niet alleen gaf hij me knikkers op het schoolplein (o hemel) op mijn verjaardag kwam hij dus aanzetten met dat katje.
Aanvankelijk wilde ik de poes Corine dopen, want zo heette mijn paardrij-juf (‘pikeuze’ hield mijn moeder deftig vol) die overigens niet lang meer mijn paardrij-juf zou zijn doordat ze ongewenst zwanger werd van haar vriend, een potige bouwvakker uit Soest. Extreem gealarmeerd door het idee van een Corine (Cor?) in huis, heeft mijn moeder mij vervolgens uiterst kundig van dit idee afgepraat. Ik blonk niet echt uit in het bedenken van namen, dat moet worden gezegd. Mijn konijn bijvoorbeeld heeft zijn hele leven moeten rondhupsen met de vernederende naam Bessie. Het mag dus een klein wonder heten dat mijn kat toch nog een leuke naam heeft gekregen (Chrisje), hoewel ik me niet kan herinneren dat die veel werd gebruikt in de dagelijkse omgang.
Wij zeiden altijd gewoon Poes.
dinsdag 4 mei 2010
Kleedje
Ik ken inmiddels heel wat meisjes en vrouwen die een Italiaanse vriend hebben of hebben gehad, en heb een aantal interessante overeenkomsten opgemerkt in hetgeen zij over hun schoonmoeders te berde brengen. Het gaat daarbij dan met name om moeders uit het zuiden des lands. Hoewel allemaal even hartelijk, royaal en gastvrij (hetgeen in Nederland altijd maar weer de vraag is) word je uiteindelijk toch wel uitgebreid door de hele familie op constante basis geëvalueerd. En anders dan in Nederland zullen je kwaliteiten in het huishouden en in de keuken daarbij een grote rol spelen. Ik weet dit zelfs uit de eerste hand, want mijn Calabrese neef heeft een hele reeks vriendinnen gehad die meestal door de familie werden afgeserveerd omdat ze dergelijke vaardigheden niet onder de knie hadden. Een Italiaanse vriend lijkt me dan ook doodeng, ik ben namelijk er absoluut zeker van dat ik bij het onderdeel koken meteen door de mand val.
Toch kan het even duren voordat dat wordt ontdekt, want je kunt er tijdens een bezoek wel vanuit gaan dat je schoonmoeder de regie in de keuken volledig overneemt. Mocht je je Italiaan naar het buitenland hebben geëxporteerd, of wellicht naar een andere regio van het land, dan kun je er bovendien zeker van zijn dat de schoonfamilie met tassen vol streekproducten aan komt zetten, een beetje alsof er bij jullie in de buurt geen voedsel verkrijgbaar is. Want de [tomaten-citroenen-mozzarella] uit [Catania-Cosenza-Caserta] zijn uiteraard onvergelijkbaar beter dan wat jullie normaal gesproken eten. Een vriendin van mij had na een weekend met de ouders van Giuseppe een huis uitpuilend van mele cotogne, ingedroogde appels van een bijkans uitgestorven soort die na een aantal uur discussiëren met mijn oma in het Nederlands kweepeer blijkt te heten. ‘Alsjeblieft, eet ze op en neem er ook wat van mee naar huis’ verzuchtte ze tijdens de lunch, ‘ik kan die dingen niet meer zien.’
Het huishouden is natuurlijk ook heel belangrijk, hoewel toch minder dan het kookgebeuren. Aangezien Italiaanse vrouwen eng schoon zijn (waar op zich niets mis mee is) wil dat nog wel eens wringen met een meisje uit een minder proper buitenland. Een ander vriendinnetje klaagde bijvoorbeeld: ‘Als Ciro’s moeder bij ons heeft gelogeerd, kan ik niets meer terugvinden. Ze ruimt mijn kasten anders in, kijkt in al mijn spullen, en vraagt dan naderland dwingend: ‘Is dat niet veel beter zo, je onderbroeken en je BH’s apart?’ Hierbij vind ik een terugkerend fenomeen bijzonder grappig, en dat is de toevoeging van een kleedje voor het aanrecht. Het is meestal een soort voddenmatje of een ander gekleurd katoenen geval, en desgevraagd zal je worden geantwoord dat dat hygiënisch is, hetgeen ik ten zeerste betwijfel. Italië is voor zover ik weet het enige land waar de vrouwen gebruik maken van een kleed in de keuken, en het klinkt mij telkens weer wonderlijk in de oren. Maar ’s lands wijs, ’s lands eer, zullen we maar zeggen.
Ik wil toch graag besluiten met een opbeurende noot. Dames, er is geen reden tot wanhoop. Alles kan worden gered door Fabrizio, Marco of Enrico op een maniakale manier lief te hebben. Al je huishoudelijke tekortkomingen zullen je spontaan worden vergeven. En dat is dan toch eigenlijk wel weer heel sympathiek.