zondag 11 april 2010

Carlo Grassi

Ineens moest ik laatst denken aan Carlo Grassi. Carlo was eigenlijk al een begrip voor ik hem überhaupt leerde kennen. De bibliothecaresse Janet van het Instituut in Rome had hem destijds aan ons geïntroduceerd (of eigenlijk meer andersom) als gelegenheid om snel geld te verdienen in korte tijd. Carlo had een soort bedrijfje en een projectje en daarvoor scheen hij om onduidelijke redenen Nederlandssprekenden nodig te hebben. Iets verdienen, dat wilden wij allemaal wel en dus gingen de eerste studenten naar Carlo. De verhalen die op het Instituut over hem de ronde deden werden steeds wilder. Hij was niet alleen manager voor een onduidelijk project waarin wij een onduidelijke rol speelden, maar bleek tevens eigenaar van een bouwvallig huisje in een plaatsje genaamd Calcata (dus niet te verwarren met Calcutta) dat hij belangeloos als verblijf ter beschikking stelde aan kunstenaars en onderzoekers (zoals wij). Dit patronaat verschafte hem met name bijzondere genoegens waar het archeologen betrof, aangezien in Calcata ooit de resten van een prehistorische nederzetting waren gevonden. Vooral Pieter, onze archeologiestudent, had daardoor nog veel moeite moeten doen om de uitnodiging af te slaan.


De logistieke aankleding van het project in kwestie kwam in ieder geval al niet erg betrouwbaar over. Ik werd verzocht mij naar de laatste metrohalte van lijn A te begeven, in de buitenste buitenwijken van Rome, alwaar Carlo of een van zijn assistenten mij met de auto zou komen ophalen. Innerlijke twijfel, ouderlijke raadgevingen en visioenen over vrouwenhandel en raamprostitutie ten spijt, besloot ik het er op te wagen. Wat men al niet doet voor honderd euro. Maar goed, inderdaad stond een roestige beige Mercedes mij op te wachten in Anagnina. Eenmaal gezeten naast Carlo, een morsige man van middelbare leeftijd met overgewicht en een flodderdasje, kwam het gesprek al snel op Calcata. Want Calcata, zo begreep ik, was in het verleden een stad van aanzien geweest. Dat was met name te danken aan een belangrijk reliek dat zich in de dom van het stadje bevond. Het betrof hier niet zomaar een reliek (ik moest een beroep doen op mijn Italiaans idioom voor gevorderden) eerst dacht ik ook dat ik het misschien verkeerd had verstaan. Het ging namelijk om niets minder dan de voorhuid van Jezus Christus. (Hierbij moest ik even goed nadenken. Was Jezus eigenlijk wel besneden? Blijkbaar wel). Hoe het ook zei, al eeuwenlang kwamen mensen van heinde en verre naar Calcata om de heilzame krachten van dit stukje voorhuid te ondervinden.


Op dit punt van het verhaal waren wij gelukkig aangekomen bij het kantoor van Carlo, zodat ik verder geen gedetailleerde vragen hoefde te stellen over de wonderen die dankzij deze reliek hadden plaatsgevonden. In een aluminium gebouw, zoals je die vindt in de suburbia van Rome, werd ik door duizend nauwe gangetjes geloodst, waarna wij uitkwamen in een kantoortje dat rechtstreeks uit de jaren ’70 scheen te komen. Carlo rommelde in wat papieren, en daarna gingen we naar een ander kantoortje, waar een tentje stond opgesteld. In dat tentje moest ik twee uur lang zinsdelen inspreken op een cassettebandje, naar verluidt voor een soort navigatiesysteem. Vervolgens moest dit alles herhaald worden in een rijdende auto, in verband met eventueel achtergrondgeluid. De bestuurder was een kale Siciliaan, en achter mij nam een morsig mannetje plaats met een houten kist vol opnameapparatuur. Hij vertelde mij dat het een prototype van het materiaal betrof, dat nog niet goed werkte. Daarom zou hij mij steeds op de schouder tikken als ik met een nieuwe letterreeks moest beginnen. Al schouderkloppend reden wij eindeloos rondjes langs de zigeunerkampen van Rome. Twee uur kan erg lang duren, heb ik toen ondervonden. Toch werd ik levend en wel weer afgezet bij Anagnina. Met, en dat was het allerbelangrijkste, een warme uitnodiging om vooral te komen logeren in Calcata.


woensdag 7 april 2010

AH-Erlebnis


Was het koken al nooit echt Neerlands sterke punt, de laatste jaren maakt de keuken een wel erg moeilijke periode door. Dat is mijns inziens met name te danken aan de uiterst succesvolle wisselwerking tussen het Nederlandse Volk en Albert Heijn. Niemand had kunnen vermoeden dat een gezellige Zaanse kruidenier ooit zou uitgroeien tot een monster genaamd Ahold dat de massa’s voedt met inferieure producten. Je reinste science fiction, wat mij betreft. Het kan toch niet echt zo zijn dat wij het ‘vers’ afgebakken brood, dat zorgt voor een walgelijk weeïge baklucht op menig station, echt lekker vinden, ja zelfs prefereren boven de bakker? Niemand schijnt zich vooralsnog ernstige zorgen te maken over het feit dat ‘in de bonus’ inmiddels synoniem is geworden voor ‘in de aanbieding.’

Toch zou een stukje reflectie hierover misschien geen kwaad kunnen. Een sleutelrol in het geheel is weggelegd voor het verschijnsel AllerHande. Als Albert Heijn weer een interessant onbekend nieuw product heeft ontdekt dat zij geschikt acht voor massaconsumptie (men denke aan: de tilapia) wordt het dankzij deze verkapte reclamefolder gegarandeerd gemeengoed. De AllerHande leidt de altijd-veel-te-drukke consument van de 21e eeuw met strakke hand door de wondere wereld van het koken, en vermeldt tot in detail hoeveel spruitjes je per persoon nodig hebt, hoeveel minuten het bereiden gaat duren, en natuurlijk het allerbelangrijkste: wat je moet kopen en van welk merk. Significante uitbreidingen vergeleken met een kookboek uit de jaren ’50, waar een recept meestal een paar regels beslaat omdat basisvaardigheden als het koken van aardappels bekend worden verondersteld.

Ik persoonlijk vond de overgang van mesje naar dunschiller al een teken van moreel verval (ach, de edele kunst van het aardappelschillen) maar ik vrees dat er momenteel een hele generatie opgroeit die aardappels alleen maar kent als voorgesneden schijfjes. In een plastic bakje van de AH stoommaaltijden of, van meer recente datum, uit een formule genaamd ‘Kies&Kook’ die, zoals de naam al aangeeft, de consument een schijn van keuzevrijheid poogt te bieden binnen het kant-en-klaar segment. Steeds meer mensen blijken volslagen hulpeloos met ‘losse’ ingrediënten, zoals bijvoorbeeld een krop sla. Niet per se slecht natuurlijk, maar toch een opmerkelijke bijkomstigheid van een geëmancipeerde, voorgeraakte en optimaal allocatieve samenleving als de onze. Het is duidelijk dat over 50 jaar niemand meer de basisbeginselen van het koken verstaat. Dat is slim bedacht van Albert: creëer afhankelijkheid en wordt almachtig. Een totalitair recept!