vrijdag 19 maart 2010

Let's fly

Ik heb zoveel lowcost gereisd dat ik alweer een beetje was vergeten dat je natuurlijk ook gewoon normaal kunt vliegen. En dus ben ik blij te maken met een dode mus: een eigen stoel om te beginnen. Of nee, zo erg is het nog niet. Maar afgelopen week was ik op reis met een klein Zwitsers maatschappijtje en dat heeft mij de ogen geopend. De vreugde begon eigenlijk al bij het inchecken, want ik hoefde niet te wachten. Er stond geen rij van een half uur met geretardeerde vakantiegangers richting Gran Canaria, jengelende kinderen en kaalgeschoren voetbalhooligans. Niets. Dat was al mooi, natuurlijk. Maar toen ik het vliegtuig betrad, raakte in pas echt in opperste staat van vervoering (letterlijk in dit geval). Een propellertoestel met dertig plaatsen, waarvan tien bezet. En dan ook nog naar Genève. Je zou er bijna van gaan genieten.


Het voordeel van ouder dan achttien zijn is dat je lekker kunt beginnen met zeuren over dat vroeger alles beter was. Nou zeur ik sowieso graag, en echt niet alles is erop achteruit gegaan, maar vliegen heeft wel een heel grote armoedeval gemaakt de afgelopen tijd. Toen ik mijn carrière als vliegpassagier begon, had het gebeuren nog wel een zekere romantiek. Van de KLM kreeg ik een grote blauwe envelop om mijn nek, met daarop in grote letters ‘UM’ (wat voor zoveel staat als Unaccompanied Minor). Stewardessen hadden het liefdevol over een ‘ummetje.’ De UM-envelop zat vol met knusse gekleurde doorslagvelletjes waarop je ouders moesten tekenen voor respectievelijk afgifte en ontvangst. Dit was uiteraard in de tijd dat een ticket nog een ticket was en geen sneu uitgeprint velletje met vijf letters en een streepjescode. Het zou mijn geenszins verbazen als de Ummetjes van nu gewoon per dozijn langs de scanner worden gehaald.


Maar goed. Tegen de tijd dat ik was gepromoveerd tot YP-je (Young Passenger) en geen envelop meer om hoefde, had ik twintig cockpits van binnen gezien (we spreken pre-9/11), zwom ik in die knurftige KLM potloodjes die te klein zijn om behoorlijk vast te houden, en had het veiligheidsrepertoire (‘…plaats het masker op mond en neus, trek de hoofdband aan, en adem normaal. Passagiers reizend met kinderen…’) geen geheimen meer voor mij. Het was natuurlijk niet alles pais en vree. Zo was er de catastrofale dag dat ik bijna mijn knuffelolifant verloor, omdat iemand er met mijn koffer vandoor was gegaan (sindsdien, kan ik u verzekeren, reist olifant standaard handbagage). Maar toch. Iets is er wel verloren gegaan. Zo dacht ik, met uitzicht op de Alpen en een glaasje witte wijn: nooit meer Easyjet!

Omstandigheden

Ik heb een ontzettende rothekel aan omstandigheden. Het is een woord dat an sich de neutraliteit zelve is, maar in het dagelijks gebruik een vreemd negatieve betekenis heeft verworven. Denk maar eens na. Omstandigheden worden altijd gebruikt in een context als ‘door omstandigheden moet u vannacht op het station blijven slapen. Onze excuses voor het ongemak’ of ‘wegens omstandigheden zien wij ons genoodzaakt het saldo op uw lopende rekening voor onbepaalde tijd te bevriezen.’ Met een zin als als ‘wegens omstandigheden bieden wij u een reis van drie weken naar het Caribisch gebied aan’ is grammaticaal gezien niets mis, maar gevoelsmatig slaat het nergens op.

Omstandigheden worden ook vaak misbruikt door mensen die niet bereid zijn hun gedrag nader te verklaren. Dat is echt heel irritant. In dat geval hebben omstandigheden de betekenis van: ‘Okee, ik doe het niet, en ik heb helemaal geen zin om jou te vertellen waarom niet.’ Interessant genoeg mag je dan volgens de gangbare omgangsvormen toch niet doorvragen, omdat ‘een omstandigheid’ impliceert dat het mogelijk om iets heel naars gaat, iets dat eigenlijk te erg is om over te praten. Het is dan ook een griezelig gevoel om te vragen: ‘O ja? Wat voor omstandigheden zijn dat dan precies?’ Ergens blijft die vage angst dat je gesprekspartner in huilen zal uitbarsten omdat haar allerliefste oom Kees gisternamiddag na een lang ziekbed is overleden aan een heel nare vorm van huidkanker – en wat een ongevoelig mens ben jij toch weer.

Als je er depressief genoeg bij kijkt zullen dus alleen heel nieuwsgierige figuren die lak hebben aan iedere sociale conventie zich durven te wagen aan een vervolgonderzoek. Maar als je het mij vraagt zijn de meeste omstandigheden helemaal niet serieus. Mensen gebruiken het om iets belangrijk te maken dat in wezen heel knullig is, of waar ze zich voor schamen. ‘Ik kan door omstandigheden niet werken’ klinkt veel gewichtiger dan ‘Ik kan vandaag niet werken omdat ik gisteren in een dronken bui mijn wenkbrauwen heb afgeschoren.’ Om maar iets te noemen. Deze wetenschap wakkert de nieuwsgierigheid natuurlijk alleen maar aan. Daarom vraag ik graag wat voor omstandigheden het precies betreft. Met gevaar voor eigen reputatie!

woensdag 3 maart 2010

Jammer

De afgelopen dagen was het slecht weer in Frankrijk. Het was zelfs zo erg, dat het de Nederlandse berichtgeving haalde en mijn moeder drie keer opbelde om mij toch vooral op het hart te drukken niet de deur uit te gaan, omdat ik misschien wel een boom op mijn hoofd zou kunnen krijgen. De storm heeft nagenoeg het hele land getroffen, maar wonderbaarlijk genoeg bleef de regio PACA (wat staat voor niets minder dan Provence-Alpes-Côtes d’Azur) gespaard. Wat daarbij nogal opviel, is dat dit alles uitsluitend gepresenteerd werd door beschaafde weerdames. Ondanks storm en dijkdoorbraken dartelden zij perfect gekapt in een keurig pakje voor de camera, en stelden ze de kijker vriendelijk glimlachend gerust met de mededeling dat we morgen alweer vier minuten meer zon zouden hebben dan vandaag.

Interessant vond ik dat fenomeen. In Nederland hebben we natuurlijk ook een weervrouw: zij heet Marjon de Hond. Maar vriendelijk glimlachen doet ze meestal niet. Ze draagt nimmer keurige pakjes - ik heb juist het gevoel dat ze steeds ruimer vallende jurken gaat dragen- om over haar kapsel nog maar te zwijgen. Echt vrouwelijk is dat dus niet. De Nederlandse weertraditie kent verscheidene boegbeelden, maar veel vrouwen zitten er niet bij: wij spreken dan ook altijd over een weerman. Zo is daar Peter Timofeeff, die toch een beetje kaal blijft zonder snor, Erwin Kroll, die nogal saai is, en Piet Paulusma, die niet helemaal goed bij zijn hoofd lijkt te zijn maar wiens voorspellingen – zo heb ik mij laten vertellen – wel altijd kloppen. Gerrit Hiemstra is mijn favoriet. Wie zou niet smelten bij een weblog die leest als volgt: ‘Bij de weerredactie van NOS Nieuws hebben we nieuwe spullen gekregen. Het presentatiescherm is groter geworden en het heeft nu een verhouding van 16:9.’ Liefheid ten top, vind ik dat.

Hoewel ik Gerrit dus in mijn hart heb gesloten, kan het toch altijd nog beter. Bij de Rai wordt het weer gepresenteerd door, naar ik meen, een heuse carabiniere. En toegegeven, een man in uniform geeft toch net even dat stukje overredingskracht dat het weerbericht - van nature meer een soort borrelpraatje voor de zondagmiddag - doorgaans mist. Daarom ben ik een sterke voorstander van de daadkrachtige Italiaanse weercommandant, doorgaans getooid met allerlei glimmende medailles. Het lijkt een beetje op een generaal die allerlei spannende verschuivingen aan de frontlinies doorgeeft, in plaats van saaie hoog- en lagedrukgebieden. Laat het maar aan de Italiaanse televisie over om van laaghangende bewolking nog iets sensationeels te maken. Ik zit vooralsnog opgescheept met een nationale rampsituatie en Evelyne Dhéliat van TF1. Niets aan te doen.