vrijdag 31 december 2010

Praktijk

Een jaar geleden schreef ik hier mijn eerste stukje: over het theorie-examen. In de tussentijd is het me godzijdank gelukt om ook het praktische gedeelte van het rijbewijs met succes af te ronden. In een keer, zeg ik er steeds trots bij. Wel met zestig lessen van anderhalf uur, maar dat hoeft niemand te weten behalve u, ik en mijn vader die zo goed was de zaak geheel belangeloos te bekostigen. Nou ja, geheel belangeloos. Misschien met oog op de toekomst, als hij oud en krakkemikkig is en ik hem rond mag rijden. Wie zal het zeggen.

Op een gegeven moment had ik zoveel rijles gehad, dat ik begon te denken als mijn theorieboek. Autorijden is als het leven zelf, filosofeerde ik dan. Het is een kwestie van opletten, en zo goed mogelijk anticiperen. Van voorzichtig en toch daadkrachtig optreden. Met als uitgangspunt de andere deelnemers zo min mogelijk te hinderen, al lukt dat vaak niet (‘Dat vind ik niet zo’n goede oplossing, die je daar kiest,’ zei mijn rijleraar Piet dan, wat rijleraarjargon is voor FOUT).

Sinds de memorabele dag van het afrijden moet ik het stellen zonder Piet, die inmiddels ook mijn psycholoog en relatieanalist was geworden. ‘Basje meisje,’ zei Piet bijvoorbeeld, ‘jij moet een grote meid worden in het verkeer, en niet steeds zo zitten piepen.’ Daar had hij zeker gelijk in. ‘Vooruitkijken, niet steeds in het gebeurde blijven hangen,' zei Piet ook, 'anders ga je alleen maar meer fouten maken.’ Alweer een waarheid die staat als een huis, en ook buiten de auto zeer toepasbaar is. 'Piet, jij geeft geen rijles, jij geeft therapie,' zei ik regelmatig.

‘En het kost niks extra,’ voegde Piet er dan met een knipoog aan toe.

vrijdag 17 december 2010

Artis

Ik gaf de Schrijver altijd een jaarabonnement op Artis voor zijn verjaardag. In het bijzonder waren wij gehecht geraakt aan nijlpaard Tanja. Zij woonde in een piepklein betonnen bassin maar kon wegens ouderdom niet kon worden verhuisd (dat laatste hadden we gelezen in het Artisblad). Verder stonden we altijd even extra lang stil bij de twee geleende ijsberen uit Parijs, die zonder onderbreking neurotisch rondjes liepen op hun cementen ijsschots.

Mijn vriend ging –naar eigen zeggen- vooral naar Artis om ongelukkige gezinnen te observeren. ‘Kijk poezie, daar lopen er weer een paar,’ wees hij dan. Ik knikte en smeerde nog maar eens wat lipgloss op. Destijds (anno 2002) was ik een grootverbruiker van lipgloss, meestal met aardbeiensmaak of soms met een beetje glitter. ‘Lippenstift bewaart ze wel voor later,’ zongen de Schrijver en Martin dan, ‘dat loopt veel te veel in de gaten’ (Kinderen voor Kinderen 7).

Ik zelf had het eigenlijk niet zo op Artis. De flamingo’s bij de ingang stonden in een bruine plas water te wachten op beter weer, en leken te lijden aan ernstige depressies. Ook de meeste katachtigen maakten een uitgebluste indruk in de druilerige oktoberregen. Sommige dieren zaten binnen, maar daar werd het niet veel beter van. Zo was er een broeierig "reptielenhuis" met een verzameling enge klamme krokodillen en een sterk stinkend "apenhuis" waar een kolonie overdekte apen ongeinspireerd in de touwen bungelde.

'Je mist het punt, poezie,' zei mijn vriend dan, 'je mist het punt. Artis is een Echte Autenthieke Amsterdamse Stadsdierentuin. En waar vind je dat nog, vandaag de dag?' Inderdaad. Misschien wordt het tijd om weer eens richting Artis te gaan om de situatie te herevalueren. Het zal natuurlijk niet meer hetzelfde zijn als toen. Tanja is vorig jaar overleden, las ik. De ijsberen zijn terug naar Parijs. Maar ongelukkige gezinnen zijn van alle tijden. En lippenstift bewaar ik nog steeds voor later.

dinsdag 7 december 2010

Poezie

Op een goede dag in ons eindexamenjaar zochten mijn vriendinnetje en ik voor de schoolkrant een flamboyante oud-leerling om een leuk stukje te schrijven. Onze leraar Nederlands, zelf auteur van enige dichtbundels, tipte een student journalistiek uit Amsterdam. ‘Hij drinkt stevig en is een beetje gek, maar hij schrijft goed,’ waarschuwde hij.

De docent had niets teveel gezegd. Al spoedig na ons contact met de journalist in spe begon mijn naam op te duiken in columns van obscure -en helaas ook minder obscure- studentenblaadjes. In dat soort columns was ik dan zestien, droeg ik Snoopyondergoed en speelde ik volleybal. Dat vond ik niet leuk. Ik was namelijk net achttien geworden en droeg uitsluitend Hello Kitty onderbroeken, en ik had een hekel aan bijdehante jongens die stukjes over mij schreven.

De schrijvende student deed daarop iets slims. Hij nodigde mij uit bij hem thuis. Destijds bewoonde hij de vierde etage van een grachtenpand, samen met zijn beste vriend Martin, die hij introduceerde als ‘de nicht.’ Die vier verdiepingen vielen nog niet mee, vooral niet als je veel wijnflessen mee naar boven moest sjouwen, en zeker niet als je na het drinken daarvan weer naar beneden moest. Maar het uitzicht op de Westertoren was subliem.

Ik flikkerde meteen die avond – en niet eens met opzet - een glas rode wijn over het witte tapijt. ‘Geeft niks,’ zei de Schrijver, ‘dat er nog maar vele glazen mogen volgen.’ Niet lang daarop raakten wij inderdaad verzeild in een langdurige doch enigszins dysfunctionele relatie. Een relatie waarin ik regelmatig croissants uit het raam gooide, stampvoette als iets me niet zinde, 's nachts scheldend langs de grachten rende en ‘poezie’ heette.

‘Die poezie van jou, die blijft niet,’ sprak Martin op een dag profetisch terwijl hij een trek nam van zijn sigaret, ‘over een jaar of tien, als wij allang in de goot liggen te verrekken, dan rijdt er een enorme auto voorbij en daar zit zij dan in. Naast een rijke man.’ ‘Niet waar, ‘riep ik beledigd, ‘niet. Dat zou ik nooit doen. Ik blijf altijd bij jullie. Altijd.’

‘Voorlopig,’ zei Martin bedachtzaam, ‘voorlopig.’

woensdag 1 december 2010

Kus

In de wijze van begroeten liggen belangrijke interculturele verschillen besloten. Voor mannen zijn de problemen groter dan voor vrouwen, omdat die elkaar in Nederland blijkbaar niet zomaar op de wang kunnen zoenen. In plaats daarvan wordt een soort van stoer ritueel uitgevoerd dat een combinatie is tussen een handdruk en een joviale klap op de schouder. In de meer mediterrane landen daarentegen dient juist te worden gekust en omhelsd. In Afrika zag ik ook vaak mannen hand in hand lopen. Dacht ik eerst dat het een heel homosueel-vriendelijk gebied was, maar het bleek bij nader inzien een normale vriendschapsuiting te zijn.

Ook voor de kussende vrouw zijn er echter enige kanttekeningen. De Hollandse zoen is tegenwoordig standaard drievoudig, te beginnen bij de rechterwang (jouw rechterwang, de linkerwang van de gekuste). Dat heeft zelfs een naam: de Brabantse drieklapper. In het Italiaans wordt slechts tweemaal gekust en dan (let op) links beginnen, terwijl Frans tweemaal vanaf rechts is. Dit bezorgt heel wat Nederlanders vervelende neussituaties en is ook nog eens lokaal gebonden: in Arles bijvoorbeeld is het verwarrend genoeg drie zoenen (maar ik ben alweer vergeten aan welke kant men dient te starten). De Belgische zoen is geloof ik een enkele kus vanaf rechts, maar ook dat durf ik niet helemaal met zekerheid te zeggen.

Nu komt natuurlijk het meest interessante gedeelte. Zijn er ook dergelijke verschillen in de tongzoen, vraag ik me af. Zou de French kiss een soort universele standaard zijn, zegmaar de Bic Mac van de kus? In theorie lijkt me van wel, alleen in praktijk heb ik eigenlijk geen flauw idee. Maar als Europese trainee heb ik volop mogelijkheden om dat te gaan ontdekken. Als je werkt bij de Commissie ga je niet op zakenreis, of business trip, je vertrekt op een Missie. Dat klinkt heel interessant, alsof je uit naam van de Europese Unie de wereld gaat redden of zoiets. Dus begin ik hier met mijn eigen Missie. Ik houd u op de hoogte.