maandag 25 april 2011

Natuur


Mijn oma houdt van planten. Ook wel van vogels, maar ik denk het meest van groen. Vaak gaan we samen wandelen. Dat gaat weer heel prima, sinds ze een kunstheup heeft. Zo nu en dan staan we stil. ‘Wat is dat voor plant?’ vraagt oma dan. ‘Eh, een... eh... een boterbloem?’ probeer ik voorzichtig. Mijn oma zucht (heel) diep. ‘Een dotterbloem,’ zegt ze een beetje knorrig, ‘hoe vaak heb ik je dat al wel niet aangewezen?’

Vaak, dat geef ik meteen toe. ‘Maar thuis groeit dat allemaal niet, oma,’ verdedig ik mezelf, ‘in Utrecht zijn er alleen maar madeliefjes en paardenbloemen. En daarom vergeet ik het steeds weer.’ Oma schudt haar hoofd. ‘Je bent een stadskind,’ zegt ze, ‘daarom moet je extra goed opletten als je hier bent.’ Ik knik gehoorzaam. We lopen door.

‘Wat is dat nou, volgens jou?’ vraagt oma terwijl ze op de begroeiing van een akker wijst. Ik krijg het er helemaal warm van. ‘Tsja,’ zeg ik, terwijl ik heel erg hoop het goede antwoord te geven, ‘ik denk misschien...graan?’ Ik meen iets dergelijks weleens op de verpakking van meergranenkoekjes gezien te hebben. ‘Tarwe,’ zegt oma streng, ‘het is tarwe.’ ‘Is dat niet gewoon hetzelfde?’ vraag ik onschuldig. Oma kijkt moeilijk.

‘Eigenlijk vind ik planten niet zo interessant, mensen zijn toch veel leuker,’ waagde ik op een goede dag. Oma schudde toen haar hoofd. ‘Het is goed om te weten wat er groeit,’ zei ze resoluut. En dat was dat.

maandag 11 april 2011

Academia

Een tijdje deed ik onderzoek in Rome. Aan een Instituut. Dat klinkt serieus, en dat was het ook. Een instituut is een soort studentenhuis voor academici. Je krijgt een kamer, en de keuken en wasmachines moet je delen met de rest. Iedereen kweet zich gewetensvol aan zijn taak en om tien uur ging het licht uit. Al snel raakte ik inter-institutair bevriend met een ludieke Spaanse kunsthistorica. Niet alleen hadden de Spanjaarden er verstandig aan gedaan hun onderkomen ‘academia’ te dopen, maar ook kon je daar als kunstenaar een beurs voor krijgen.

Dat maakte het leven een stuk onconventioneler. ‘Ze zijn niet serieus,’ verzuchtte mijn vriendin Pilar vaak, ‘ik kan hier niet werken. Iedere nacht geven ze een feest. Dan zit je bij jullie beter.’ Inaqui bijvoorbeeld had zijn beurs verdiend met het project “het colosseum niet zien.” Hij maakte mooie filmpjes waarin je hem geblinddoekt zag ruiken, voelen en proeven aan de arenastenen. Ook was er een muizig meisje dat alleen maar schilderde in grijstinten. De bibliotheek stond op instorten, maar daar stond tegenover dat er een immense kunstcollectie hing.

Op een avond wandelden we door de tuin van de academia. Voor het tuinhuisje, waar een onnavolgbare componist resideerde, hielden we stil. ‘Ze zijn allemaal gek geworden,’ giechelde Pilar, ‘weet je wat ze hebben gedaan? Een wedstrijd in sexy onderbroekjes.’ De Spaanse mannen hadden haar, na wekenlange observatie van de waslijn, verkozen tot draagster van het meest barokke ondergoed. Toen ik terugkwam aan het Instituut kon ik nog net aanschuiven bij een discussie over veldwerk in Pompei. Ook leuk.

dinsdag 5 april 2011

Jarig

Hoe ouder je wordt, hoe minder spannend dat is. Voor je vijfde verjaardag kreeg je een vrolijke kroon van papier, een versierde stoel en mocht je uitdelen op school. Ook gaf je een partijtje. En eigenlijk was dat heel leuk. Soms, als ik bij de mensen naar binnen gluur, zie ik de volwassen variant van het partijtje. Dat ziet er dan uit als volgt: grote mannen en vrouwen die in een kring bier uit een flesje drinken of een stukje taart eten. Zo’n soort verjaardag wil ik natuurlijk niet. Toch heb ik het onbestemde gevoel dat er iets speciaals zou moeten gebeuren, maar ik weet niet precies wat. Het een beetje zoals met kerstmis. Opgelegde gezelligheid.

Uit protest en bij wijze van proef besloot ik daarom ooit één editie van mijn verjaardag helemaal alleen te beleven. Vieren kun je het in dat geval niet noemen. Alleen opstaan op je verjaardag is om te beginnen zeer weinig feestelijk – het is in feite de enige dag van het jaar dat ik het betreur geen hond in huis te hebben. Tegen beter weten in bleef ik hopen op een wonder. Een grote slagroomtaart in de keuken, een enorme berg post. Een oude vriend die speciaal van ver was gekomen om mij te zien. Maar er gebeurde niets, natuurlijk. Toen ik ’s avonds in mijn eentje bij de Turkse snackbar heel erg veel zelfmedelijden stond te hebben, realiseerde ik me dat ook dit geen oplossing kon zijn.

Dus vandaag doe ik gewoon weer ouderwets gezellig. Met slingers en ballonnen, en misschien zelfs wel kaarsjes op de taart. U mag allemaal bellen. Hoera!