dinsdag 30 november 2010

Traditie

Om te beginnen met een understatement: ik ben van huis uit vrij strikt met thee. Ik heb dan ook nog wat appeltjes te schillen met de marketingafdeling van Sara Lee, het concern dat de van oorsprong zo prachtige Hollandse theebeleving in enkele decennia naar cup-a-soup niveau heeft getorpedeerd. Recentelijk achtte men de markt zelfs rijp voor een wanstaltig product genaamd ‘Tpads’, maar dat is het gelukkig niet geworden. Omdat wij echter toch toe waren aan iets nieuws, introduceerde Lipton kekke zakjes in piramidevorm met daarin zowaar echte (wow) theeblaadjes. Vergeleken met de vergruisde surrogaatsubstantie die ons sinds jaar en dag door Pickwick als thee wordt verkocht, is deze revolutionaire 'losse thee' (sic) natuurlijk wel degelijk een vooruitgang.

Het uitgesabbelde zakje is godzijdank op zijn retour, dat durf je je visite niet meer aan te bieden. Nu willen wij alles vers. Daarom drinken we ook steeds meer ‘verse muntthee.’ De benaming is wellicht wat florissant voor wat het is, namelijk heet water met een paar ongewassen takjes muntbladeren erin. Met een beetje geluk krijg je er een knijpfles honing bij, en dat is dan je oosterse smaaksensatie. Het doet mij altijd wel wat denken aan een dampend glas slootwater. De vaardigheid van het theezetten dreigt helaas onherroepelijk verloren te gaan, daar helpt geen muntthee aan. En dat terwijl het een bijzonder rustgevende ceremonie is in tijden van nood en crisis. Daarom bij deze.

Zet een ketel water op (geen nieuwerwetse waterkoker natuurlijk). Als de ketel fluit, de theepot even omspoelen met heet water. Dan een schep blaadjes erin. Water erbij, deksel erop, theemuts eroverheen en even laten trekken. Bij het schenken niet vergeten een zeefje gebruiken. Dit is een moeilijk punt voor generatie Y, merk ik dikwijls. Het is aandoenlijk om te zien hoe men hulpeloos een zeefje blaadjes in het kopje probeert te hangen, of (ook vaak gezien) heet water door het met bladeren gevulde zeefje begint te schenken. Voor eens en voor altijd: een theezeefje is uitsluitend bedoeld om te voorkomen dat je theeblaadjes in je kopje krijgt.

En vergeet de koekjes niet.

zondag 21 november 2010

Lastig

Ook op het idealistische vlak stelt een mens prioriteiten. Zo ben ik erg afkerig van alles wat neigt naar bio-industrie, en houd ik nauwlettend in de gaten wat voor kippenwelzijnsnummertje er op mijn ei gestempeld staat. Daarentegen maak ik me zelden tot nooit zorgen over climate change (voorheen: global warming) of uitstervende pandaberen. Het scheiden van afval is ook nooit een van mijn aandachtspunten geweest. Papier en glas apart, zo ver ben ik inmiddels wel, maar de rest pleur ik met zeer veel voldoening in één grote bak.

In Brussel is dat helaas niet mogelijk. Er wordt hier gewerkt met een ingenieus systeem gekleurde zakken, waarvoor ik een begeleidend schrijven ter hand moest nemen. Het begon op het eerste gezicht logisch, namelijk met een groene zak voor het plantaardige afval. Deze zak kan echter maar van april tot november worden gebruikt. De andere maanden moeten de groene spullen namelijk in de witte zak (daarover later meer). Dan is er nog een gele zak voor papier (‘but only not food-soiled or greaseproof’). Met de blauwe zak wordt het nog weer lastiger. Deze is bedoeld voor recyclebaar verpakkingsmateriaal zoals hard plastic, aluminium bakjes en drinkverpakkingen. Dit alles dient schoon te worden aangeleverd (‘think of the person who has to hand-sort your trash on conveyer belts’). Yoghurtpotjes, dun verpakkingsplastic en aluminiumfolie moeten echter niet in de blauwe maar in de witte zak, bij al het niet-afbreekbare vuilnis.

Nu durf ik nauwelijks nog iets weg te gooien. Bij ieder stukje plastic vraag ik me af, of het nu herbruikbaar hard plastic is voor in de blauwe zak, of dat het onherroepelijk vervuilend witte-zaksafval is. En als het in de blauwe zak gaat, moet ik het eerst nog afwassen ook. Ook maak ik me zorgen om bevlekt papier: in de gele zak of bij twijfel toch kiezen voor wit? Net was ik een beetje gewend aan het Nederlandse GFT systeem – wel de kaas in de groene container maar de korstjes juist weer niet –en nu moet er alweer worden omgeschoold. Ik vraag me soms wel af, hoe minder bewuste mensen dat allemaal voor elkaar krijgen.

maandag 1 november 2010

Naakt

Ik stond in een lange rij om een treinkaartje te kopen op Brussel Centraal. Achter mij een oudere heer, met wie ik aan de praat raakte over de lengte van de rij. ‘Vous n’êtes pas d’ici,’ stelde hij na drie zinnen vast. Dat vond ik niet zo leuk, want ik heb net een halfjaar in Frankrijk zitten peuteren op mijn Frans. Maar goed, voor de rest was het een heel vriendelijke meneer. We praatten een tijdje over koetjes en kalfjes en politiek en immigratie. De oudere heer kwam uit het voormalige Joegoslavië, maar in de jaren ’50 was hij naar Parijs verhuisd. En Nederland, dat kende hij wel, daar had hij wel eens een exposé gehouden.

‘Waarover dan?’ vroeg ik dus. Dat stomme Frans ook. Hij had geen exposé gehouden, hij had geëxposeerd. ‘Ik ben schilder,’ verklaarde de keurige meneer. ‘Wat voor soort werk maakt u zoal?’ vroeg ik geïnteresseerd. ‘Dat kan ik u niet uitleggen, mademoiselle,’ verzuchtte de heer, ‘dat is net zoals iemand vragen wat voor muziek hij maakt. Maar,’ begon hij in zijn zakken te zoeken, ‘ik heb wel een pagina op internet. Daar kunt u misschien eens op kijken.’ ‘Heel graag,’ zei ik beleefd. Uit zijn portefeuille haalde hij een dun strookje papier waar een keurig handgeschreven internetadres op stond. Hoe snoezig, dacht ik nog.

Om vervolgens het gesprek meteen weer te vergeten, zoals die dingen nou eenmaal gaan op een station, tot het papiertje gisteren ineens uit mijn agenda kwam waaien. Ach ja, die keurige heer. Nieuwsgierig tikte ik het webadres in van Konstantin Stefanovitch, zoals hij bleek te heten. Het was een site in zwart en wit en met eenvoudig lettertype, van iemand die geboren is voor het begin van het digitale tijdperk. Ik vond een grote collectie schilderijen, maar voornamelijk elegante etsen van naakte jongedames. Die meneer Stefanovitch. Op zijn oude dag deed hij dat dan toch allemaal maar mooi. Er stond ook een mailadres bij.

Zou ik durven?