vrijdag 25 maart 2011

Twaalfuurtje

Tegenover mij in de trein zat een man. Een man met een windjack en een broodtrommeltje op zijn knieën. Hij was opgestapt in Gouda. Opgeruimd opende hij zijn trommel. Er zaten twee bruine boterhammen in – met kaas. En een sinaasappel. De man begon met de sinaasappel. Uit de dichtritsbare zakken van zijn jack kwam een Zwitsers zakmes tevoorschijn. Daarmee begon hij zorgvuldig de vrucht te schillen.

Eerst de kontjes eraf. Daarna verder in een mooie ronde beweging, zodat de schil er in één stuk af komt. Zijn ellebogen gingen de lucht in van concentratie. Hij droeg ook een trouwring, zag ik nu. Uiteraard was hij getrouwd. Na de schil ging de onbekende man verder met het afpellen van het witte vel van de sinaasappel. Hij hield blijkbaar niet van velletjes, want hij deed dat heel precies.

De man keek even naar de vrucht en deelde hem in twee stukken. Toen stak hij, nogal abrupt, de ene helft in zijn mond en slikte. Veel te snel, na zoveel aandachtige arbeid. In tien seconden was alles op. Hij likte zijn lippen af en begon aan de boterhammen. Ook die schrokte hij in drie happen naar binnen. De man pakte een servetje en veegde daarmee zorgvuldig zijn zakmes af. Het mes ging terug in zijn jaszak en het servetje in de prullenbak.

Tevreden keek hij om zich heen. Lekker.

vrijdag 18 maart 2011

Gentleman

Op een druilerige herfstavond stond ik te wachten bij de bushalte aan de Via Ulisse Aldrovandi. Het was donker en het rook naar Rome en naar regen. Onder de druipende oleander zocht ik beschutting bij de muur rond de Villa Borghese. Daarachter bevond zich de dierentuin; af en toe klonk dan ook de natte lokroep van een tropische vogel. Mijn hoge hakken en ambassaderokje hadden last van het weer. Ik dacht aan de receptie waar ik die avond nog heen moest, en aan dat ik het eigenlijk zou moeten uitmaken met mijn vriend. Niet zo vrolijk.

Aan de Via Ulisse Aldrovandi ligt niet alleen een dierentuin, maar ook een heel mooi en duur hotel. Er logeren altijd belangrijke gasten van de nabijgelegen ambassades. Met zwierige gouden letters staat er ‘Aldrovandi’ boven de deur geschreven. Naast de ingang staan strak geknipte coniferen en er ligt een rode loper. Het is zo'n hotel waar het wemelt van de dames met Miu Miu tassen. Binnen blonken enorme kroonluchters boven een gepolijste balie. Vanaf de parkeerplaats draaide nu een glimmende donkere Mercedes de straat op.

Langzaam gleed de auto in de richting van de buspaal waarnaast ik verregend stond na te denken, en minderde vaart. Meteen was ik gealarmeerd. ‘Help,’ dacht ik, ‘HELP.’ Had ik nou maar gewoon een deugdzame rok aangetrokken. Waarschijnlijk leek ik heel veel op een treurig meisje van lichte zeden zonder geld voor een taxi terug. Ik ging nog dichter tegen de muur aan staan. ‘Laat hem doorrijden,’ bad ik (ineens religieus) tot de Heilige Maagd, ‘en alstublieft vooral geen oneerbare voorstellen doen....’ Het geblindeerde raam schoof open. Mijn hart sloeg drie keer zo snel als normaal.

Toen kwam er een papaplu naar buiten, en een hand.

‘Prego,’ zei een charmante dertiger, ‘una bella ragazza zoals jij moet niet nat worden in de regen.’

zondag 13 maart 2011

Sexy

Al beweer ik graag het tegendeel, in werkelijkheid conformeer ik natuurlijk net zo goed als iedereen. In Nederland geef ik me altijd meteen over aan het laat-maar-zitten-ik-trek-wel-gewoon-een-makkelijke-broek-aan gevoel. En wat draag je bij zo’n broek? Juist ja, sokken. Al maanden niet gedragen, werd ik me ineens weer pijnlijk bewust van de problematiek rondom de sok. Want. Het is voor mij vrijwel onmogelijk om twee dezelfde sokken vinden. Op de een of andere manier heb ik een hele berg met niet bij elkaar passende exemplaren.

Misschien zou het handig zijn als je je sokken aan elkaar kon haken in de was, dat zou een hoop schelen. Je kunt natuurlijk gewoon doorlopen op je twee ongelijke kousen. Maar dat geeft toch een ongemakkelijke asymmetrische sensatie, al voel je er eigenlijk niets van. Wat ik met enige regelmaat deed toen ik nog studeerde, was al mijn oude sokken in een keer weggooien en vijfentwintig paar dezelfde nieuwe, neutraal gekleurde paren kopen bij de HEMA. Maar dat geeft ook weer een beetje zo’n DDR-gevoel. En een sok is sowieso al niet erg spannend.

In die tijd nam ik eens een nieuw vriendje mee naar huis. ‘Zozo,’ zei mijn moeder tijdens het eten, ‘maar dat is niet zo elegant, een vriendin die altijd in een broek loopt’ (dat was ik). Mijn vriendje lachte een beetje onzeker. ‘Ja,’ ging ze verder, ‘en lastig ook. Die broek moet je eerst helemaal uittrekken als je met iemand naar bed gaat, dat lijkt me nog een heel gedoe.’ Mijn vriendje keek angstig mijn kant op. ‘En dan moet je ook nog die gekke sokken uitdoen. Basje heeft altijd sokken aan met gaten erin, dat lijkt me helemaal niet aantrekkelijk...’ ‘Zeg,’ onderbrak ik haar net op tijd, ‘wil er iemand nog wat aardappeltjes.’

Mijn moeder, het moge duidelijk zijn, is niet zo van het broekdragen. Nu ineens sokloos bij haar te logeren had ik haar enige paar geleend, in een diep verleden aangeschaft voor een tennisles. Toen ik ze na het uittrekken -in een poging er toch nog iets sexy's van te maken- nonchalant achter mijn rug gooide, vlogen ze linea recta het open raam uit en de lentelucht in. ‘Ehm, mam, je sokken hangen nu in de lindeboom, ben ik bang,’ zei ik bij het ontbijt. ‘Godzijdank,’ antwoordde ze zichtbaar opgelucht.

dinsdag 8 maart 2011

Buitengewoon

Donderdagavond at ik met mijn huisgenoot. ‘Ik ga iets schrijven,’ kondigde ik aan, ‘over eigenzinnigheid.’ ‘Ah, iets over jezelf,’ veronderstelde hij achteloos, ondertussen trachtend zijn lasagna in evenredige porties te verdelen. ‘Jeetje, ben ik zo excentriek dan?’ vroeg ik meteen nieuwsgierig. ‘Oh neenee,’ zei hij haastig, ‘nee, nee, nee, dat bedoel ik natuurlijk helemaal niet. Je bent, uhm..... heel origineel.’

Origineel, weten we allemaal, is een eufemisme voor stapelgek. Ongeveer net als interessant een gebruikersvriendelijke term is voor raar. En dat terwijl ik tegenwoordig juist heel aimabel in de omgang ben. Ik schreeuw niet tegen mensen, ik maak ze (meestal) niet aan het huilen en eet mijn bord leeg. Ook luister ik beleefd naar dingen die verschrikkelijk langdradig, irrelevant of dom zijn. Op zaterdag doe ik boodschappen en op zondag de was. Nogal saai.

Als kind was ik veel leuker dan nu. Mijn ouders waren uiterst bemoedigende opvoeders. Binnen het redelijke was eigenlijk alles mogelijk (‘als ze een atoombom gooit, staat haar moeder nog te applaudisseren,’ schreef een ex-vriend verbitterd). Niets moest, waardoor ik zalige jaren lang alleen maar witte boterhammen met hagelslag lustte, leerde fietsen toen ik al bijna meerderjarig was en in verkleedkleren naar school ging.

Jammer dat de maatschappij met veel van die eigenzinnige dingen korte metten heeft gemaakt. Maar blijkbaar hebben bepaalde hardnekkige karakterelementen –zonder dat ik me daar bewust van ben- toch stand weten te houden. Wat zou het geweest zijn? Mijn muts van Russisch konijnenbont? Binnenshuis bellenblazen? Huppelen op straat? Het voorstel om de azalea op de vensterbank met een grote schaar te verknippen? Ik kon zo snel eigenlijk niet veel excentriekers bedenken. Maar misschien ben ik wel zo gek dat ik het zelf niet meer zie.

‘Neem nog een glaasje wijn,’ zei mijn huisgenoot verontschuldigend, ‘ik bedoelde er verder niets mee, hoor.’

En bedankt.