donderdag 28 juli 2011

Opvoeding


Napels centraal station, 16.43 uur. ‘Nee, hier is het alleen voor de hogesnelheidslijn,’ zegt de man aan het loket tegen een voordringend heerschap. ‘Hoe bedoelt u, alleen hogesnelheidslijn,’ begint de man boos, ‘ik heb hier al die tijd staan wachten, en nu vertelt u mij dat ik geen kaartje kan kopen.’ ‘Ziet u die rode streep,’ verheft de loketbeambte nu ook zijn stem, ‘voor regionaal is de andere rij. Er staat daar een bord.’

‘Andere rij, andere rij?!’ roept de klant kwaad, ‘niks andere rij! Wat is dat voor onzin!’ ‘Ooeoeèèèwww,’ schudt de kaartverkoper zijn handen, ‘wat een personaggio.’ ‘U bent zelf een personaggio!’ schreeuwt de voordringer, ‘en ik wil mijn kaartje!’ Wij staan allemaal heel hard naar onze voeten of naar het plafond te staren, Napels is nu eenmaal een stad waarin iedereen altijd de andere kant op kijkt.

‘Scheer je weg!’ begint de kaartverkoper nu echt op te warmen, ‘wegwezen! U heeft geen enkele opvoeding!’ ‘Dit is een SCHANDE! Een regelrechte SCHANDE!’ protesteert de man. ‘UIT MIJN OGEN!’ dondert de beambte, ‘ik wil u hier niet meer zien!’ ‘Schandalig!’ tiert de afdruipende man nog, ‘belachelijk!’ ‘De OPVOEDING!’ roept de kaartverkoper hem achterna, ‘wat een gebrek aan opvoeding, dat kan niet eens lezen, er staat toch een bord!’

Om mij heen is de instemming voelbaar. Wij vinden het een goede, assertieve loketbeambte.


maandag 25 juli 2011

Dnjepr


Mijn aardrijkskundeleraar heette meneer Kalksma en het was geen spannende man. Zijn lokaal was het mooiste en grootste van de school met aan de muur reusachtige landkaarten, maar toch liet zijn aardrijkskunde mij volslagen koud. Opmerkelijk, aangezien ik dol ben op bladeren door atlassen en zoeken in atlassen en trivia lezen in atlassen waar ik verder nooit meer iets aan zal hebben. Als ik ooit nog iets ga verzamelen, dan zullen het atlassen zijn.

Ons aardrijkskundeboek leek alleen helemaal niet op een atlas. De leermethode waar meneer Kalksma organisch vergroeid mee was geraakt, heette de Geo Geordend – en pas tien jaar later begreep ik dat de klemtoon ligt op de ‘o’ van Geórdend. Eerlijk gezegd heb ik al die tijd gedacht (gehoopt) dat de Geo Géordend een spannende plaats was ergens in donker Amerika. Maar niet dus. Het ging om het aanbrengen van órde in de Geo, hetgeen geschiedde door veel te kleuren en te plakken. Ook dingen die ik op zich erg leuk vind.

Helaas was het net of alles wat meneer Kalksma deed en aanraakte bedekt raakte met een superdikke laag stof. Dat stof leek te culmineren in de groeven van zijn gezicht. Ik dacht weleens, lekker buiten over de waslijn en dan flink los met een mattenklopper zou hem veel goed doen. Maar toen schreef ik nog in de schoolkrant, en de schoolkrant moest eerst goedgekeurd worden door de rector, en de rector vond het niet goed als we dat soort dingen schreven. We mochten ook geen grapjes maken over de gebreide vesten van onze leraar Engels.

Gisteren bekeek ik een documentaire waarin iemand het had over de Dnjepr. En toen kreeg ik plotseling een sterke visuele flashback van meneer Kalksma, staande voor een verkleurde kaart met een plastic aanwijsstok. ‘De Dnjeprrrrr,’ zegt hij op uitgebluste toon, terwijl hij met de stok over het papier heen en weer frummelt bij het blauwe lijntje dat de rivier voorstelt. De kaart wiebelt een beetje door het rode puntje van de stok. ‘De Donau..... de Wolga...,’ hoorde ik meneer Kalksma doordreunen.

Bijna onmiddellijk verloor ik iedere interesse in het programma.

zondag 17 juli 2011

Continental breakfast


De sfeer in de ontbijtzaal van een hotel is doorgaans ingehouden. Bedrukt, zou ik bijna zeggen. Mensen mompelen wat moeizaam naar elkaar, de stoelen zitten niet echt lekker en het sap smaakt naar onbestemd muzakfruit. Niet zelden is de ruimte vreemd gepositioneerd, bijvoorbeeld in het souterrain of een soort van achterkamertje. Soms ook draait de eetzaal, nog katerig van de vorige avond, ochtenddiensten.

Op een centraal punt prijkt in elk geval een lange tafel met hardplastic orgelpijpen vol cornflakes en schalen hotelham. Dit is het zogenaamde ontbijtbuffet. Merkloze yoghurtpotjes dobberen in een bak ijswater -geflankeerd door kuipjes boter- en de boel wordt wat opgesierd met een kunstbloem of eenzame ananas. Zo nu en dan staat er iemand op om met een bordje in zijn handen naar het buffet te lopen.

De rest van de zaal kijkt dan zo onopvallend mogelijk toe en denkt ongeveer hetzelfde. Zou die dikke Duitser inderdaad worst gaan opscheppen? Het oudere Engelse echtpaar neemt natuurlijk scrambled eggs. En de Franse vader en moeder zouden hun twee Franse zoontjes, die met één bil op hun stoel hangen en van tafel willen, ook weleens wat beter in bedwang kunnen houden. Als je de volgende dag dezelfde medegasten tegenkomt, kan er zelfs zoiets als een verplicht ochtendknikje ontstaan.

Het hotelontbijt heeft, kortom, iets tragisch. Op zich ben ik daar nog wel van gecharmeerd, je kunt je immers beperken tot een kopje thee. Alleen vergeet ik elke keer opnieuw, dat die net te kleine oerlelijke hoteltheepotjes zonder uitzondering (en dat is al-tijd) lekken bij het schenken. Zodat er meer thee op je krant beland dan in je kopje. En dat is dus eigenlijk een beetje teveel, zo vroeg in de morgen.

maandag 11 juli 2011

Edi

Op het met riet overdekte terras aan zee zat, alleen, de kleine jongen die ook de vuile borden ophaalde. Hij had toegeknepen ogen en een vierkante kaak. Zijn bewegingen hadden iets dierlijks. Gebogen zat hij over zijn pasta, de armen op tafel en het hoofd naar voren. Of hij al maanden niet had gegeten schrokte hij de slierten naar binnen. Zijn ellebogen staken wit af bij zijn bruine armen. Achter hem groeide een grote cactus.

In de ochtend, toen er nog maar weinig gasten waren, had ik die jongen de tafels zien schoonvegen met een soort plantenspuit en een groen doekje. “Sorry,” mompelde hij schuw toen hij bij mij was aangekomen, “ik moet hier even schoonmaken.” Hij hield zijn ogen neergeslagen. Ik knikte en tilde welwillend mijn kopje koffie op. Beschaamd bewoog de jongen het groene doekje enkele malen over het hout. “Edi,” riep een schorre vrouwenstem uit de donkere strandtent. “Edi!”

“Ik kom,” meende ik de jongen te horen murmelen. Hij zette zijn plantenspuit onder de cactus en haastte zich naar binnen. Na enkele ogenblikken verscheen de vrouw op het terras. Ze liet een inspecterende blik over de tafels glijden en marcheerde toen kordaat het beeld uit. Ik keek uit over het strand. Het tafelblad plakte aan mijn notitieblok. Daar kwam Edi weer aansjokken. Met zijn ogen dichtgeknepen tegen de felle zon pakte hij het groene doekje om zijn taak af te maken.


Lido di Venezia, juli 2011