maandag 11 juli 2011

Edi

Op het met riet overdekte terras aan zee zat, alleen, de kleine jongen die ook de vuile borden ophaalde. Hij had toegeknepen ogen en een vierkante kaak. Zijn bewegingen hadden iets dierlijks. Gebogen zat hij over zijn pasta, de armen op tafel en het hoofd naar voren. Of hij al maanden niet had gegeten schrokte hij de slierten naar binnen. Zijn ellebogen staken wit af bij zijn bruine armen. Achter hem groeide een grote cactus.

In de ochtend, toen er nog maar weinig gasten waren, had ik die jongen de tafels zien schoonvegen met een soort plantenspuit en een groen doekje. “Sorry,” mompelde hij schuw toen hij bij mij was aangekomen, “ik moet hier even schoonmaken.” Hij hield zijn ogen neergeslagen. Ik knikte en tilde welwillend mijn kopje koffie op. Beschaamd bewoog de jongen het groene doekje enkele malen over het hout. “Edi,” riep een schorre vrouwenstem uit de donkere strandtent. “Edi!”

“Ik kom,” meende ik de jongen te horen murmelen. Hij zette zijn plantenspuit onder de cactus en haastte zich naar binnen. Na enkele ogenblikken verscheen de vrouw op het terras. Ze liet een inspecterende blik over de tafels glijden en marcheerde toen kordaat het beeld uit. Ik keek uit over het strand. Het tafelblad plakte aan mijn notitieblok. Daar kwam Edi weer aansjokken. Met zijn ogen dichtgeknepen tegen de felle zon pakte hij het groene doekje om zijn taak af te maken.


Lido di Venezia, juli 2011