dinsdag 23 februari 2010

Groentetrend


De moderne Nederlandse mens is eigenlijk nog uitsluitend vertrouwd met kant-en-klare groenten uit de stoommaaltijden van Albert Heijn. Ik heb zelfs een tijd een vriend gehad die uitsluitend iets groens wilde eten als er ook broccoli in zat, hetgeen mij een ware virtuoos heeft gemaakt op het gebied van broccoli-taart, omelet met broccoli, gewokte broccoli… Waarmee ik maar wil zeggen, er zijn veel soorten groenten die wij niet direct kunnen benoemen, laat staan op gepaste wijze schoonmaken en bereiden. Pastinaak bijvoorbeeld. Volgens mij is dat een soort van langwerpige knol, maar helemaal zeker ben ik daar niet van. Ook had ik onlangs nogal wat moeite met het identificeren van venkel, en van het onderscheid tussen bleekselderij en knolselderij raak ik altijd een beetje in de war. Voor deze producten bestaat een heel prozaïsche noemer: ‘vergeten groente.’


Om deze vergeten groenten een beetje uit het verdoemhoekje te halen, had de Universiteit Utrecht toen ik daar nog studeerde een mooi initiatief, genaamd ‘De Groentetas.’ Voor 5 euro per week at je als student een week lang de meest bizarre groenten (en fruit) afkomstig uit een bruin papieren zak, te bereiden volgens bijgeleverd stenciltje met recepten. Ik ben daar nooit aan begonnen, het idee dat ik een hele week zelf zou moeten koken vond ik in die tijd (eigenlijk nog steeds) erg beangstigend. Maar het initiatief valt in theorie toe te juichen. Een wazige huisgenoot van mij had wel zo’n tas, sterker nog, zij had daar een abonnement op, en mijn herinneringen aan haar culinaire experimenten zijn niet al te best. Zo was daar de keer dat ze iets had proberen te maken met gepureerde pompoen erin: een ware nachtmerrie. Urenlang hebben we de oranje kledder van de muren moeten dweilen.


Toch is het allemaal niet voor niets geweest, want de pompoen heeft een ware revival doorgemaakt. Eigenlijk was het ook meer een modegroente (of modevrucht?), geïmporteerd uit -waar anders- Amerika. Tien jaar geleden werd de pompoen in Nederland uitsluitend gebruikt als ludieke decoratie in de bloemstukjes van eigen huis en tuin, tot ineens de pompoensoep werd geïntroduceerd in ons leven, en daarna de pompoen-pastasaus, en de pompoen met vlees in de oven, enzovoorts. Zelf denk ik dat de trend van de komende jaren de kaki wordt. U heeft hem misschien al wel zien liggen bij de Turkse groenteman, zonder te weten dat het een kaki (kako?) was. Deze mooie oranje vrucht heeft een mangoachtige structuur en kan, met een beetje fantasie, prima in warme gerechten worden gebruikt. Over niet al te lange tijd zullen wij allemaal niets anders meer willen. De mode is onverbiddelijk.

vrijdag 19 februari 2010

Blootsvoets


Mijn eerste ervaring op het gebied van yoga was meteen stevige spirituele kost, niks geen gezellige studentengymnastiek met een frisse yogajuf. Dat kwam zo, twee Spaanse vriendinnetjes van mij in Rome zaten op buikdansen, en na het buikdansen was er toevallig een proefles yoga. En of ik zin had om mee te gaan. Omdat ik in die tijd eigenlijk bijna overal ‘ja’ op zei, deed ik dat meteen. De les vond thuis plaats bij de meester zelf, een man met een lange witte baard die ons gebood een schapenvachtje uit te rollen en onze schoenen bij de voordeur neer te zetten. Vervolgens moesten we gaan liggen, en denken aan een bloem, aan de kleur van de bloem, aan de geur van de bloem, aan de blaadjes van de bloem, aan de vorm van de bloem, enzovoorts, en dit alles onder het murmelen van diverse mantra’s. Ook moesten we stevige ademhalingsoefeningen doen onder het uitroepen van Indiase kreten, terwijl de baard ons toebrulde: ‘Harder!!! Harder!!! Schreeuw het van je af! Dieper ademhalen!’


Aan het eind van de sessie werd het wat rustiger, zo rustig zelfs dat sommige mensen in slaap vielen en begonnen te snurken, maar dat scheen er allemaal bij te horen. Ik kreeg bijna een teen van mijn slapende buurman in mijn neus, dat was niet zo prettig. Enfin. Er werd ook nog kruidenthee geschonken als welkom aan de nieuwe cursisten, en daarna werd er rijst met groente en dadels gegeten in een kring rondom een groot kleed (ook allemaal nog steeds met blote voeten), hetgeen door de meester uit een grote pan werd gedistribueerd aan de volgelingen. Het had echt wel iets sacraals, moet ik zeggen. Toen men echter tegen elven begon met het vertellen van een spiritueel verhaal maakten wij ons snel uit de (blote) voeten. Wel een avond om nooit meer te vergeten. ‘Zie je nou wel’ zei mijn ene Spaanse vriendinnetje tegen mijn andere Spaanse vriendinnetje toen we op straat stonden, ‘zie je nou wel dat het een enge sekte is? Als je eenmaal meedoet laten ze je nooit meer gaan.’ Het bleef dus bij die ene les.


Momenteel heb ik een Franse juffrouw, die met klankschalen werkt en zachtjes fluistert dat we ons vooral moeten concentreren op onze ademhaling (‘concentrez-vous sur le souffle….sentirez le souffle… respirer profondement…’). Dat klinkt allemaal erg rustgevend zo in het Frans, moet ik zeggen. Maar volgens mij heb ik het gewoon niet in me, de kunst van het ontspannen. Zeker niet met allemaal onbekende mensen om me heen. De eerste tien minuten krijg ik meestal een lachaanval, en als die eenmaal is bedwongen lukt het me maar niet om me te concentreren op een imaginair punt tussen mijn ogen. Ik raak altijd afgeleid door meer aardse zaken zoals boodschappenlijstje voor vanavond en of ik het strijkijzer wel heb uitgezet. Volgens mij betekent dat, dat ik die yoga juist heel hard nodig heb, dus ik blijf dapper proberen. Alleen, ik blijf maar denken aan de blote voeten van mijn buurman. En zo lukt het natuurlijk nooit!

donderdag 11 februari 2010

Eenzame strijd

Mijn relatie met IKEA is altijd al problematisch geweest. Van alles wat ik ooit gekocht heb bij IKEA, heb ik spijt. Spijt omdat het vaak lelijk is, maar vooral omdat iedereen het heeft. IKEA betekent de dood van iedere inventieve woonoplossing. Ze doen ze wel net alsof je er iets heel creatiefs van kunt maken, met al die blitse showkamertjes, maar dat is natuurlijk onzin. IKEA is ongeveer net zo origineel als een schilderijtje maken met inkleurvakjes. Wat mij echt heel bijzonder droevig maakt is het idee van een flatgebouw, waar alle mensen van dezelfde borden eten en op dezelfde stoelen zitten en in dezelfde bedden slapen. We bevinden ons op het keerpunt waarop onze prachtige kapitalistische samenleving het esthetische niveau van de DDR begint aan de nemen, maar dan wel in hippe kleurtjes.

Ik denk dat God besloten heeft mij een beetje te plagen toen hij mij in Rome een appartementje in de schoot wierp dat tot in de kleinste details was ingericht door mijn Zweedse vrienden. Tot aan de theelepeltjes aan toe. IKEA! IKEA! IKEA! schreeuwde het hele huis mij in het gezicht. En, toegegeven, zo heel vreselijk lelijk was het nou ook weer niet. Om iedereen maar even de wind uit de zeilen te nemen: ook ik (schaam, schaam) heb ooit een bed bij de Zweedse meubelgigant gekocht. En het ligt heerlijk! Maar ik heb het wel aan het zicht onttrokken door een grote sprei. Mijn afkeer van IKEA strekt zich trouwens niet per se uit naar haar gebruikers. Ik zou wel willen, maar dat zou absoluut sociale zelfmoord betekenen. Ontzettend leuke mensen, waaronder mijn beste vrienden, zijn gretige afnemers van de doe-het-zelf pakketten waarmee je je eigen kastjes kunt knutselen.

Het gekke is, dat je zou verwachten dat alleen jonge mensen met lagere inkomens gebruik zouden gaan maken van deze massaproducten. Maar zelfs goed verdienende volwassenen die zich echt wel iets beters kunnen veroorloven, hebben wel ergens een of ander meubel staan dat de naam Åstrid draagt. Dus, toegegeven, democratisch is het wel. ‘Creating a better everyday life for the many people’ is dan ook de nobele slogan van de Zweden. Vorig jaar had het IKEA-concern een omzet van 23 miljard euro. Even iets concreter: dat zijn 115 miljoen Klippan banken, of 660 miljoen Billy boekenkasten. Anno 2010, zullen de mensen later zeggen, had heel Europa dezelfde meubels. Heel Europa? Nee, een klein groepje mensen bleef dapper weerstand bieden aan de overheersers…


vrijdag 5 februari 2010

De Franse slag

Wellicht heb ik -onterecht- de indruk gewekt dat ik sinds mijn aankomst in Marseille uitsluitend nog omga met Algerijnse minderheden, waarmee ik avond na avond naar Afrikaans voetbal kijk. Niets is minder waar. Julia woont namelijk samen met twee heel sympathieke promovendi afkomstig uit Arles, die televisie een buitengewoon verwerpelijk medium vinden. Ik mocht gerust bij hen logeren tot ik onder dak was in Aix, hadden ze me alledrie verzekerd. Deze ‘colocs’ heten Remi en Alexandre, en ze spreken allebei een klein beetje Engels met een zwaar accent. Dat is niet zo goed te volgen, en dus gaat mijn Frans ineens erg vooruit. Het enige Engelse woord dat ik inmiddels nog gebruik is ‘cool’ (uit te spreken als kwoellll).

Dankzij Remi en Alexandre heeft het begrip ‘met de Franse slag’ voor mij een meer concrete invulling gekregen. De ijskast bijvoorbeeld staat vol met allerlei onduidelijke potjes vet (?), oude stukjes kaas, halflege sojasausflesjes, japanse noedels en andere vage restjes. Toen Julia en ik besloten dat het tijd was voor een stevige schoonmaakbeurt, protesteerden de mannen luidkeels tegen deze ‘Duitse aanpak’ (Julia komt uit Tübingen) die hun voorheen ‘romantische’ ijskast had gereduceerd tot een ongezellige witte lege opbergplek. Ook de bruinzwart aangeslagen theepot mocht onder geen beding worden schoongemaakt, wij moesten toch begrijpen dat dat ten koste gaat van de theesmaak. Mijn eerste empirische ervaringen wijzen dus uit dat bovenstaande uitdrukking inderdaad precies de kern van de zaak raakt.

Ook de buurt waarin het gezelschap zich heeft gevestigd is buitengewoon authentiek. Uit financiële overwegingen wonen Julia en de ‘mecs’ in oude stadshart van Marseille, dat net boven de haven ligt en ‘le Panier’ heet. Dit klinkt allemaal erg charmant, en dat is het in principe ook. Maar zeker ’s avonds, als het hard waait en de vuilniszakken je - niet eens bij wijze van spreken - om de oren vliegen, wordt zo’n rustieke vervallen omgeving (compleet met klapperende luiken en voorbijstuivende zwerfkatten) toch wel erg oorspronkelijk. Bij aankomst werd mij met klem aangeraden om de trap altijd heel snel op danwel af te rennen. Bij navraag bleek dit in verband met een boze benedenbuurvrouw die onlangs Remi een bloedende lip bezorgde. Met de Franse slag!