maandag 25 april 2011

Natuur


Mijn oma houdt van planten. Ook wel van vogels, maar ik denk het meest van groen. Vaak gaan we samen wandelen. Dat gaat weer heel prima, sinds ze een kunstheup heeft. Zo nu en dan staan we stil. ‘Wat is dat voor plant?’ vraagt oma dan. ‘Eh, een... eh... een boterbloem?’ probeer ik voorzichtig. Mijn oma zucht (heel) diep. ‘Een dotterbloem,’ zegt ze een beetje knorrig, ‘hoe vaak heb ik je dat al wel niet aangewezen?’

Vaak, dat geef ik meteen toe. ‘Maar thuis groeit dat allemaal niet, oma,’ verdedig ik mezelf, ‘in Utrecht zijn er alleen maar madeliefjes en paardenbloemen. En daarom vergeet ik het steeds weer.’ Oma schudt haar hoofd. ‘Je bent een stadskind,’ zegt ze, ‘daarom moet je extra goed opletten als je hier bent.’ Ik knik gehoorzaam. We lopen door.

‘Wat is dat nou, volgens jou?’ vraagt oma terwijl ze op de begroeiing van een akker wijst. Ik krijg het er helemaal warm van. ‘Tsja,’ zeg ik, terwijl ik heel erg hoop het goede antwoord te geven, ‘ik denk misschien...graan?’ Ik meen iets dergelijks weleens op de verpakking van meergranenkoekjes gezien te hebben. ‘Tarwe,’ zegt oma streng, ‘het is tarwe.’ ‘Is dat niet gewoon hetzelfde?’ vraag ik onschuldig. Oma kijkt moeilijk.

‘Eigenlijk vind ik planten niet zo interessant, mensen zijn toch veel leuker,’ waagde ik op een goede dag. Oma schudde toen haar hoofd. ‘Het is goed om te weten wat er groeit,’ zei ze resoluut. En dat was dat.