dinsdag 25 oktober 2011

Zeg sorry

Voor autorijden heb ik geen roeping, en dat is geen valse bescheidenheid maar gewoon waar. Alleen in periodes van uiterste onverschilligheid of interne sereniteit ben ik veilig achter het stuur. Het was dan ook de vraag welke van de twee mij ertoe bewoog in een opwelling van buitengewone daadkracht mijn prille geliefde gemotoriseerd ergens op te halen.

‘Weet je zeker dat je bij mij in de auto durft,’ piepte ik, want ik had op de heenweg al bijna een konijnenfamilie, een bejaarde oma en twee tieners aangereden. De autosleutels trilden nog na in mijn hand. ‘Ja darling,’ zei mijn vriend olijk terwijl hij zijn hondje op de achterbank installeerde, ‘natuurlijk. Ik zit regelmatig in de auto bij mensen die een gevaar zijn op de weg.’

Een hele geruststelling. ‘Zul je je er niet steeds mee gaan bemoeien,’ vroeg ik zo streng mogelijk voor we wegreden, ‘want anders word ik nog veel zenuwachtiger, en dan wordt het pas echt gevaarlijk.’ ‘Nee, nee,’ beloofde hij met een grote grijs, ‘dat zou ik nooit doen.’

Zowel darling als hond hielden zich verdacht koest. Tenminste, tot we onze bestemming op tien meter na hadden bereikt. Voor de oprit hield ik stil. ‘Dit lukt niet,’ friemelde ik nerveus aan het stuur, ‘ik laat hem gewoon voor de deur staan.’ ‘Dat kun je best,’ dacht hij echter -waarschijnlijk overmoedig geworden door de ongelukloze rit. ‘Dat lukt prima. Er is meer dan genoeg ruimte.’ ‘Zeker weten?’ vroeg ik nog. Zeker weten. ‘Waf,’ vond ook de hond. Ik zuchtte diep en draaide de auto de bocht in.

Er klonk een eng schurend geluid van metaal op boomstronk.

Dat was teveel voor mijn gekwelde zenuwen. ‘KIJK NOU,’ hoorde ik mezelf ontsteld uitroepen, ‘dit is allemaal JOUW schuld. En het is niet eens mijn auto. En als jij niet had gezegd dat het kon dan had ik het niet gedaan.’ ‘Ja nee,’ riep mijn vriend terug, ‘jij reed, en bovendien kon jij het veel beter zien.’ ‘Ik luister NOOIT meer naar jou!’ verklaarde ik boos, ‘nooit meer, nooit meer, nooit meer, je hebt al je geloofwaardigheid verspeeld.’

‘ZEG SORRY!’ dwong ik af toen het stil bleef, ‘zeg het NU.’ ‘Sorry,’ zei mijn vriend voorzichtig terwijl hij zijn hond geruststelde, die van schrik onder de achterbank was gekropen. Toen voegde hij daar allerminst uit het veld geslagen aan toe: ‘Je moet maar denken, het is niet voor niets dat ik geen rijbewijs heb.’

Zo.