dinsdag 21 september 2010

Slaap


Wanneer poezen en andere knusse dieren samen liggen te slapen ziet dat er altijd zo vredig en gezellig uit. Helaas ben ik geen poes. En ook al beschik ik over een grote hoeveelheid romantisch gedachtegoed, over slapen maak ik me geen illusies. Dat doe ik gewoon heel graag alleen. Je hebt lekker veel ruimte voor je boeken en de krant, je kunt fijn diagonaal overdwars gaan liggen en niemand zit te zeuren dat het licht uit moet als je midden in de nacht ineens een briljant idee krijgt dat je snel even op wilt schrijven, of zin hebt om naar mooie muziek te luisteren.

Met zijn tweeën is dat anders. Een tijdje ging ik uit met een jongen, een man moet ik eigenlijk zeggen, die mij altijd helemaal wilde omhelzen terwijl hij sliep. Dat was natuurlijk erg lief, maar ondertussen deed ik geen oog dicht - en kon ik geen kant op. Elke nacht hoorde ik de nabij gelegen kerkklok drie uur, vier uur, vijf uur slaan. Ik probeerde me wel eens stiekem los te maken uit zijn omarming, maar omdat hij veel groter en sterker was dan ik (dûh) lukte dat meestal niet. Op het onchristelijke tijdstip van half zes ging gelukkig de wekker van deze jonge arts, daarna kon ik dan nog twee zalige uren slapen.

Afgezien van een idyllische periode rond mijn eerste verliefdheid ben ik zelf gewoon nooit een erg sociale slaper geweest. Sowieso heb ik iets van twintig centimeter afstand nodig. Verder pak ik dekens af, neem het hele matras in beslag, lig nachten te woelen, ik kwijl, schop, snurk bij vlagen (schijnt) maar word heel kwaad als anderen dat ook gaan doen. Die hebben zich maar te gedragen, zeker als het mijn bed is. De enige die tot nu toe al zesentwintig jaar alles geduldig verdraagt is mijn beer. Hij vindt het helemaal niet erg als ik om half vier nog even een kopje thee zet, en op snurken heb ik hem ook nog nooit betrapt.

Later ga ik maar met hem trouwen, denk ik.