zaterdag 8 januari 2011

Carrière

Toen ik me eens in een existentiële crisis bevond, besloot ik vat op de zaak te krijgen door een zogenaamde loopbaanoriëntatiecursus te volgen. Tijdens zo’n cursus word je gedwongen om doorwrochte vragenlijsten in te vullen, iets waar ieder weldenkend mens normaal gesproken onderuit probeert te komen. "Geef aan in welke mate u genoemde waarden in uw werk wilt terugvinden: macht - dichtbij de natuur - nadenken over de zin van het leven." Moeizaam. Het invullen van de lijsten duurde een dag.

Op de tweede dag mocht je praten over wat je wilde worden toen je klein was, dat leek me nog wel leuk. Er waren helaas geen mannen bij, die willen natuurlijk niet abstract ouwehoeren over hun jeugdtrauma's en onbenutte competentiepotentieel. Geen brandweermannen of politiedromen dus. Nee, de meisjes in mijn groep hadden altijd juf willen worden. Of dierenverzorgster of banketbakker.

Natuurlijk bestaan er kinderen die als kleuter al kraaien dat ze later gaan leren voor dokter, en dat dan ook echt doen. Laat ik het maar meteen zeggen, ik was niet zo’n kind. Eigenlijk wilde ik altijd gewoon het liefste zestien zijn, maar toen ik dat eenmaal was geworden bleek het toch niet zaligmakend.

Wellicht kwam dit gebrek aan inspiratie doordat er maar weinig concrete beroepen in mijn omgeving te bespeuren waren. De vaders van de vriendinnetjes van de chique school die ik bezocht waren Afwezige Mannen in driedelig grijs met een dure auto en een dure bril. Van de meesten weet ik nog steeds niet wat ze eigenlijk doen. Hoewel, er was een tandarts bij, dat was weliswaar concreet maar doodeng.

Dit alles bracht mij een beetje in een lastig parket bij de loopbaancursus. Ongemakkelijk schoof ik op mijn stoel heen en weer. Toe maar,’ zei de aardige mevrouw van de cursus bemoedigend. ‘Prinses,’ fluisterde ik uiteindelijk blozend, ‘ik wilde prinses worden.’

Eigenlijk nog steeds.