donderdag 19 augustus 2010

Geheim


Ik heb geen broers of zussen, maar ik had iets veel beters: een nichtje uit IJmuiden dat elke vakantie kwam logeren. Het nichtje was vijf jaar ouder dan ik en benaderde in mijn ogen de perfectie, ik wilde het liefste precies zo zijn als zij. Ik wilde dan ook alles doen wat zij deed, met als enige uitzondering het drinken van tomatensap, wat ik nog steeds erg vies vind. De week voordat ze zou arriveren deed ik geen oog dicht van de spanning.

Mijn nichtje was auteur van een imposante reeks dagboeken die ze minutieus bijhield sinds ze schrijven kon, of in ieder geval zolang ik me kon herinneren. Deze notitieboeken werden opgesierd met toffeepapiertjes, kassabonnen en andere herinneringen en waren uiteraard streng verboden terrein. Zo nu en dan –bij hoge uitzondering en waarschijnlijk omdat ik zo zat te zeuren- werd mij toegestaan een onbeduidende passage van het geschrevene in te zien. ‘Van hier,’ wees mijn nichtje dan aan, ‘tot hier mag je lezen.’ De omringende stukken dekte ze zorgvuldig af met haar handen.

Hoewel ik natuurlijk stierf van nieuwsgierigheid, durfde ik niet stiekem in de dagboeken te kijken, ik vreesde mijn nichtje’s toorn meer dan alles. Uit wanhoop begon ik elke vakantie zelf met schrijven, maar ik hield het nooit langer dan een paar weken vol. ‘Als je doodgaat, wie erft dan je dagboeken?’ vroeg ik op een dag hoopvol aan mijn aanbeden nicht. Desnoods was ik bereid een leven lang te wachten. ‘Niemand,’ antwoordde ze toen onverstoorbaar. ‘Ze worden vernietigd, mijn moeder heeft het beloofd.’

‘Oh,’ zei ik teleurgesteld.